Het lijkt erop dat Harry Kuitert alleen nog ‘brein’ is. Een overdosis Swaab? In zijn verbeelding heeft Kuitert zich voor God afgesloten. En in de Rede heeft hij Hem niet gevonden, dus hij gelooft niet in Hem, ook niet in eentje die niet bestaat. ‘God is niet van kennis, maar van verbeelding,’ zegt hij. ‘God is een gedachte van mensen. Geloven is alles behalve kennis.’
De oud-hoogleraar theologie stelt dat ‘wanneer het absolute uit de godsdienst verdwijnt, de oorlog afgelopen is en mensen veilig zijn’. Wat bedoelt hij met het absolute? Als ik hem goed begrijp, doelt hij op God, het absolute geloofspunt van alle godsdiensten. Als dat Opperwezen verdwijnt, zijn mensen dan veilig?
Ik kan Kuitert in zoverre volgen dat alles wat over boven (God) gezegd wordt inderdaad van beneden komt. Alle absolute (leer)stelligheden en belijdenissen van godsdiensten mogen van mij dan ook verdwijnen. Alleen God – die wel buiten de Rede te vinden is – blijft dan over.
Volzin: ‘Nu trekt hij (Kuitert, pd) de consequentie voor de theologie: die levert geen kennis op over God als ware God een realiteit buiten ons, maar informeert over wat mensen over zichzelf denken en zeggen wanneer ze over God spreken.’
Moet Kuitert wellicht zelf afkicken en niet (alleen) de gelovigen die hij dat aanraadt? Afkicken van de Rede? Dan blijft er niets van hem over. Als je alcoholisten echt wilt bevrijden, bijvoorbeeld, moet je ze een degelijk alternatief voor de alcohol bieden. Kuitert zou extra lessen in verbeelding moeten krijgen. Verbeelding geeft de ruimte om het leven te interpreteren en op zoek te gaan naar nieuwe vormen van kijken en denken. Nou ja, voor Kuitert behalve het denken dan, want ook met een nieuwe vorm van denken vindt hij God niet meer (terug).
Toch is er voor de theoloog meer dan de Rede als hij zegt dat ‘poëzie een ander soort waarheid is dan kennis’. Niet alleen kennis gaat blijkbaar over wat er bestaat. Is er nog toch hoop voor de geleerde? Is er toch nog een andere Waarheid?
Waar is God dan? Kuitert zegt dat geloven ook is: ‘onder de indruk zijn van de verbeelding’. Waarom is voor hem God daar dan niet te vinden? De verbeelding kan juist ook slaan op bestaande dingen of afgeleiden daarvan, en maken het mogelijk voor een mens om verder te denken dan wat hem is geleerd of waar hij van overtuigd is. Ik zou zeggen ‘verder dàn denken’. Daar is God te vinden. God die de Rede ver te boven gaat.
Zie: Kuitert schrijft zijn geestelijk testament: ‘Nee, nee, nee! Ik geloof niet in God!’ (Volzin)
Illustr: randyglasbergen.com
In alle eerlijkheid, ik voel me vaak meer verwant met zelfkritische atheisten die zoals ik naar een toekomst voor onze mensheid verlangen dan met gelovigen die die toekomst te makkelijk -volgens mij- inruilen voor een eigen “leven na de dood”. Ik haat gelovigen en ongelovigen, die toekomst van onze wereld geen barst kan schelen.en voor evenveel geld elkaar weer de koppen willen inslaan. En dan te bedenken dat ik niet mag haten..ja, zo af en toe, moet je gewoon maar op de tanden bijten!….
LikeGeliked door 1 persoon
Ooit las ik ergens dat het protestantisme het ongeloof op touw had gezet door te proberen te rationaliseren wat irriationeel is.
Nietsche werd gek omdat hij door kreeg dat zijn god niet bestond.
Voor iemand die is opgevoed in ZO Friesland, waar al in 1950 de geregistreerde (de echte was dus nog hoger) onkerkelijkheid 50 % was, onvoorstelbaar.
Gelovigen waren in mijn jeugd aberraties, op zondagmorgen kon je ze zien, ze fietsten dan in zondagse kleren naar een naburig dorp, waar de kerk nog in bedrijf was.
Maar kennelijk is er behoefte aan goden.
LikeLike
Het probleem met God is begonnen toen we gingen aannemen dat God zich buiten de mens bevindt in plaats van in hem.
God kan echter niet veel als de mens zich daar niet van bewust is.
Atheïsten kunnen goddelijker gedrag vertonen als de gelovigen.
LikeLike
Ik heb de Kuitert van vóór zijn ommezwaai nog gekend.
Ooit was hij een gewone, diepgelovige, bevlogen dominee, die zelfs een speciale bidstoel (zoals in de RK-kerken hebben) in zijn studeerkamer had staan, voor intensief dagelijks gebruik, om zich theatraal tot de Heer te richten, zoals hij zelf bekende.
Zijn eerste ‘twijfelboeken’ heb ik gelezen, vooral dat ‘algemeen betwijfeld’. Daarna had ik er wel genoeg van, omdat ik twintig jaar eerder al klaar was met die godsdienst.
Maar nu H.K. zo naar rede doorgeslagen is, vraag ik me af:
is dat niet de typische renegatengedrag?
Bekeerlingen zijn vaak veel feller in de leer dan wie van oudsher tot een bepaalde (geloofs- of denk)richting behoort.
Ik lees Kuitert zelf niet meer.
Een mens heeft helaas te weinig tijd om al het moois te lezen wat hij zou willen. En dat moois, daar hoort ome Harry voor mij niet meer bij.
LikeLike
Ter aanvulling nog een artikel dat ik een poosje geleden al heb geschreven. Het geeft iets gedetailleerder weer wat ik bedoel.
DE BIOLOGISCHE COMPUTER EN DE VERBEELDING.
De werkelijkheid als het alfa en het omega van het zelfbewustzijn. De werkelijkheid als object van alle denken. Dat wat niet behoort tot de werkelijkheid kan per definitie ook niet gedacht worden. In onze schedel huist een biologische computer. Een geheel aan neurologische processen dat, niets meer, maar ook niets minder, de werkelijkheid constitueert.
Er wordt veel gesproken over geest en ziel. Geest en ziel zouden immateriële entiteiten zijn die geen taal of ratio nodig hebben en die desondanks op een of andere manier toch deel uitmaken van de door ons beleefde werkelijkheid terwijl ze daarentegen, zoals gezegd, als immaterieel “object” die werkelijkheid toch zouden overstijgen. Een paradox dus. Zoiets als het begrip liefde. Men kan het aan de hand van de werkelijkheid wel definiëren, maar kan het daarentegen in die werkelijkheid niet goed een solide, materiële en eenduidige plaats geven. Zijn ziel en geest niet eerder de optelsom van al die neurologische processen van die biologische computer en niets meer. Gewoon een biologische intelligentie!
De output van de biologische computer bouwt dus de werkelijkheid in de vorm van ons zelfbewustzijn dat zich beperkt weet door de evidentie van het vierdimensionale ruimte-tijdcontinuum. De ziel/geest wil in zijn drang naar zelfverklaring die grenzen overschrijden en doet dat door middel van het construeren van zeer gecompliceerde en gedetailleerde religies of ideologieën die dan weer geheel in overeenstemming met het tragische nootlot van de mens deel blijven uitmaken van die banale, ordinaire en o zo seculiere werkelijkheid. Het lukt de mens kennelijk niet om te ontsnappen aan die seculiere gevangenis die werkelijkheid heet. Hij noemt een deel van de werkelijkheid God en tracht dat deel te onttrekken aan de ratio door er voor in de plaats het geloof te stellen. Helaas is dit geloof, of men nu wil of niet, toch weer onderworpen aan de wetten der ratio, aan de ijzersterke logica van de werkelijkheid.
God blijft dus angstaanjagend dichtbij. Blijft onlosmakelijk verweven met de door ons ervaren werkelijkheid. Het blijkt hoe dan ook onmogelijk om God los te zingen van die werkelijkheid. God en mens maken deel uit van diezelfde toevallige werkelijkheid. De mens als zelfverklaard belangrijk onderdeel van de totale evolutionele ontwikkeling heeft als machtig overlevingsinstrument het zelfbewustzijn ontwikkeld met daaraan bijna automatisch gekoppeld zijn vermogen om existentiële vragen te stellen.
Deze drang naar zelfverklaring, als een van de fenomenen voortvloeiende uit het instinct ter bevordering van de continuering van de soort, is blijkbaar zo immanent dat de dood als onverbiddelijk einde overstegen wordt en naar het niveau van de metafysica wordt getild, al waar met behulp van (die zelf verzonnen) God de dood wordt overwonnen en de mens als soort eeuwig kan blijven bestaan. En eeuwig is wel heel erg lang.
Als we ons realiseren dat ons eigen ruimte-tijdcontinuum ligt ingebed in de niet te kennen “chaos” van de kwantumfysische werkelijkheid en dat onze werkelijkheid niet anders kan bestaan, dan is het wellicht verstandiger om dit gegeven aan wetenschappelijk onderzoek te onderwerpen door stapsgewijs de identiteit van onze werkelijkheid te onthullen. In ieder geval beter, verstandiger en humaner dan het ongebreideld verzinnen van irrationele sprookjes die ons worden ingegeven door het o zo begrijpelijke “wishful thinking”.
Maar er is meer! Hoe staan wij in die werkelijkheid? Waarmede ervaren wij die werkelijkheid, waar we zelf ook deel van uit maken? De van zelfbewustzijn voorziene mens is één van de vele actoren in die werkelijkheid. Hij vormt met zijn fysieke lichaam één geheel met die werkelijkheid. Maar ook met de metafysica die onlosmakelijk aan die werkelijkheid is verbonden. Hij beschikt over zijn biologische computer om de werkelijkheid via zijn zinnen te interpreteren. Niets meer dan interpreteren! Het is zijn individueel bepaalde werkelijkheid. Voor hem is er geen andere werkelijkheid. De logische, causaal fysieke verbondenheid met die werkelijkheid laat zich vatten in de vergelijking van de mens als een minuscuul onderdeeltje van een uitermate gecompliceerde machine, die het hoe en waarom van die machine tracht te bevatten.
Er is een vermoeden van een einde aan ons ruimte-tijd continuum en een evidentie van een begin. Ons ruimte-tijdcontinuum als een specifiek voor ons geschikte mogelijkheid, gelegen in en omringd door een oneindige oceaan van chaos en nevenschikkend geplaatst in een oneindig aantal mogelijkheden.
Zo ontstaat het idee van een holistisch, niet aan de mathematische, lineair verlopende tijd gebonden, universum. Een gestolde solide vastliggende mogelijkheid die elke mogelijkheid van een vrije menselijke wil uitbant.
De werkelijkheid is een individueel ervaren materieel en metafysisch holistisch geheel. Een fenomeen dat de mens als dynamisch proces ervaart in verband met het lineair verlopen van de tijd. De statische werkelijkheid, het gestolde “zijn” wordt aan de individuele mens onthult via de bedrieglijke ervaring van de lineair verlopende tijd. Het is dus Parmenides en niet Herakleitos!
We kunnen ons brein onderzoeken tot we er dood bij neer vallen. Het zal niets afdoen aan de onontkoombaarheid van de statische werkelijkheid.
We kunnen binnen de werkelijkheid wel blijven keutelen en neuzelen over details en muggenziftende natuurwetten, maar dat zet totaal geen zoden aan de dijk. De handen moeten nu uit de mouwen. De fantasie dient aan het werk geschopt te worden. Laat ingenieurs het domme rekenwerk maar doen. Laat de echte wetenschappers zich aub begeven naar de grenzen van het voorstellingsvermogen en ons meenemen naar de onbekende gebieden van de werkelijkheid. Er dienen intellectuele bergen verzet te worden. Blijf niet haken in onnozele wiskundige formules. Verwijder het spinrag in de hersenpan en maak plaats voor de wonderen der verbeelding.
LikeLike
Helaas is het de mens niet gegeven om boven zijn eigen denken uit te stijgen. God is in dier voege een puur individuele subjectieve perceptie en maakt als zodanig onderdeel uit van een totale perceptie van de werkelijkheid. Percipiëren geschiedt middels onze zintuigen. Het product van onze totale subjectieve perceptie is het denken dat als een procesmatige verwerking van de diverse interne en externe prikkels in ons brein is te beschouwen. Als je denkt dat de som van al die prikkels meer is dan het exacte totaal DENK je dat er een onstoffelijke ziel is of een onstoffelijke geest. Om hem moverende redenen BEDENKT de mens het bestaan van een god. Dat wordt geloven genoemd. Niets meer, maar ook niets minder. De mens kan niet los komen van zijn denken, hoe graag hij dat misschien ook zou willen. Je kunt met je denken concluderen dat god niet bedacht kan worden. Dat is dan waarschijnlijk het enige zinnige wat je van god zou kunnen zeggen.
LikeLike
Joost,
Dat van de alcoholisten is maar een vergelijking, in het verlengde van wat hij stelt over een afkickcentrum voor gelovigen. Kuitert is verslaafd aan de ratio, hij moet daar dus van afkicken en een goed alternatief voor zoeken, of iets ernaast en ik stel dat hij via de verbeelding misschien God kan terugvinden. (Voor de duidelijkheid heb ik ‘bijvoorbeeld’ toegevoegd.)
LikeLike
Doe je Kuitert toch niet tekort? Met name dat zinnetje met die “alcoholverslaafden” die hij in de steek zou laten, zit ,me niet lekker. Handelingen, de oudste leidraad voor christelijk leven, begint ‘na de Hemelvaart’ met “Galileërs, wat sta je naar de hemel te staren!” in een wereld die bij God gewend was alsmaar naar boven te kijken. Daar moest men het doen met een belofte(!) van toekomst..ondanks de afgang van Jezus.! En sinds een Bonhoeffer, op het dieptepunt van modern leven, blijft het opnieuw, en nu echt serieus, in de theologie rondzoemen, dat we moeten leren.leven “alsof God niet bestaat”. En opnieuw met die -toen wereldwijd aangeslagen, maar toch- belofte van toekomst.
Je kunt ook te hardnekkig, als een “verslaafde”, een claim leggen op God en dan zou je misschien wel eens af moeten kicken van die God. God begrijpen -en zelfs naar God verlangen- kan nooit betekenen God -proberen te- (be)grijpen! En dit is ook betekenisvolle verbeeldingstaal! De God die de Rede ver te boven gaat, zou ook wel eens “twee mannen in het wit” kunnen sturen die ons zeggen: “wat staan jullie toch ver de hoogte in te staren!”. En opnieuw weer met belofte van toekomst, ook voor ons..en niet.meer.dan dat.
LikeLike