We leven niet naar waar we voor ‘bedoeld zijn’

essentie

De zin van het leven vinden? Dat kan. Als je meer naar je aangeboren essentie gaat leven. Momenteel leven we niet naar waar we voor ‘bedoeld zijn’. Dit kan tot een diep gevoelde onvrede leiden (bijvoorbeeld in een midlifecrisis), maar ook leiden tot een ongebreideld najagen van roem of rijkdom. Je leeft dan vanuit je zelfbeeld. En niet naar je aangeboren essentie. – De Vierde Weg van mysticus Georgi Gurdjieff (1866-1949) en zijn leerling, de Russische filosoof Pyotr Demjanovitsj Ouspensky (1878-1947), blijkt een verrassend actuele ontwikkelingsmethode voor het dagelijks leven.

Met zelfbeeld wordt onze identificatie met onze persoonlijkheid bedoeld. Onze persoonlijkheid bestaat uit alles wat we na geboorte hebben opgedaan en aangeleerd. Tot onze essentie behoren al onze individuele eigenschappen die we bij geboorte meekregen: onze mogelijkheden en talenten en onze beperkingen en handicaps.

Vele dogma’s en taboes zijn verdampt
Is De Vierde Weg van Gurdjieff  en Ouspensky nog wel van deze tijd? Zeker. Meer dan ooit zelfs, want onze tijd biedt vele voordelen: we verwierven individuele vrijheid, vele dogma’s en taboes zijn verdampt en er zijn legio informatie- en communicatiemogelijkheden. Anderzijds is de moderne mens in de huidige ‘maakbare wereld’ toch niet méér naar zijn essentie gaan leven en identificeert hij zich (individueel en collectief) als nooit tevoren met trends, hausses en overtuigingen op allerlei maatschappelijk en spiritueel gebied.
(Spiritueel filosoof Michiel Koperdraat)

De Vierde Weg is een combinatie van de drie traditionele ontwikkelingswegen: die van de Rede (de filosoof of denker), die van het Hart (de monnik of toegewijde) en die van het Lichaam (de fakir of yogi.) In Koorddanser, een online platform voor bewustwording en spiritualiteit, staat het artikel Een eeuw lang mensen ontwikkelen – Gurdjieff en Ouspensky. Hierin stelt Koperdraat dat we onszelf volgens De Vierde Weg niet goed kennen en dat we ons daarvan niet bewust zijn, dat we de meeste dingen mechanisch doen en ons voortdurend identificeren met denkbeelden, gevoelens en situaties. Volgens Koperdraat blijkt nu het bijna een eeuw oude gedachtegoed van De Vierde Weg – als spirituele traditie – verrassend actueel.

De mens een wezen met onvoorstelbaar grote mogelijkheden
‘Volgens Gurdjieff is de mens, iedere mens, van nature toegerust met onvoorstelbaar grote mogelijkheden. Door deze tot ontwikkeling te brengen, kan hij volgroeien tot een Mens in de ware zin van het woord. Dit is het hoge doel waartoe ons dit leven is geschonken. Deze mogelijkheden zijn echter slechts als kiem in ons aanwezig en kunnen alleen verwerkelijkt worden door een doelgericht en zinvol ‘werken aan onszelf’.’
(Uit: Gurdjieff – De mens en zijn werk.)

De mens lijkt volgens Koperdraat de laatste eeuw dus niet wákkerder geworden: ‘alleen een werkelijk besef van zijn mogelijke ontwikkeling kan maken dat hij de onbewustheid van denken, voelen en handelen zal kunnen overstijgen’.

Bronnen o.a.: Een eeuw lang mensen ontwikkelen – Gurdjieff en Ouspensky  (Koorddanser)

Beeld: bewegingskracht.be

De vierde weg | P. D. Ouspensky | Milinda Uitgevers B.V. | ISBN: 9789062715381 | 444 pag. | € 28,25 | ‘De psychologische ideeën – ontleend aan woordelijke verslagen van deze lezingen – worden in dit werk uitvoerig behandeld en zijn volgens Ouspensky vooral belangrijk om de vragen en antwoorden die op elke lezing volgden. In dit boek ontwikkelt Ouspenski zonder enig wetenschappelijk, godsdienstig en wijsgerig vooroordeel, een stelselmatige psychologische methode, die het de lezer mogelijk maakt zichzelf te leren kennen.’ (Milinda Uitgevers B.V.)

Ouspensky schreef een aantal boeken waarvan Op zoek naar het wonderbaarlijke (In Search of the Miraculous) zijn meest bekende is. De essentie van wat hij wilde overdragen op het gebied van innerlijke ontwikkeling is echter nog het beste te lezen in het relatief kleine boekje De mens en zijn mogelijke evolutie (The Psychology of Man’s Possible Evolution) dat hij vlak voor zijn dood schreef. Hierin is het stelsel van De Vierde Weg zeer compact weergegeven. In feite staat hier alles in wat we nodig hebben, om te bestuderen en te volgen, teneinde een werkelijk bewust mens te worden.’
(Uit: Een eeuw lang mensen ontwikkelen – Gurdjieff en Ouspensky)

Update 28 mei 2021 (Met dank aan Michiel Koperdraat)

‘Waarom zou ik eigenlijk moeten leven?’

Jan_Baptist_Weenix_-_Portrait_of_René_Descartes

Een opgewekte en verlichte blik op de wereldgeschiedenis. Je moet maar durven. Experimenteel psycholoog Steven Pinker durft, en blikte op die manier ook al in Ons betere ik. Hij vervolgt dit met Verlichting nu. ‘Hij beargumenteert dat de gezondheid van de wereldburger in de loop der eeuwen is verbeterd, dat zijn welvaart is gestegen, dat hij niet alleen een vrediger en veiliger leven leidt, maar ook een leven dat gelukkiger is en emancipatorisch en in algemeen kwalitatieve zin op een hoger plan is beland,’ zegt Jabik Veenbaas in iFilosofie. Volgens De Groene Amsterdammer is Verlichting nu een meeslepende must read: ‘Met rationaliteit en humanisme strijdt Steven Pinker tegen een contraverlichting van populisten en ‘progressofoben’.  

Volgens Pinker zelf lijkt het nu misschien geen uitgelezen moment om een boek te publiceren over de historische tendens van vooruitgang en de oorzaken daarvan, want op het moment van schrijven wordt het land waar hij woont (Boston, Amerika) geleid door mensen met een duistere visie op het heden:

Moeders en kinderen die vastzitten in armoede (…), een onderwijssysteem dat onze jonge en prachtige scholieren en studenten alle kennis onthoudt (…) en de misdaad, en de bendes, en de drugs die té veel levens hebben geëist.’ We zijn in een ‘regelrechte oorlog’ verwikkeld die ‘zich steeds verder uitzaait’. De schuld van die nachtmerrie kan worden gelegd bij een ‘mondiale machtsstructuur’ die ‘de onderliggende geestelijke en morele fundamenten van het christendom heeft uitgehold’. (Uit: Verlichting nu)

Hij heeft het in Verlichting nu niet over Trump, maar zegt wel dat de ideeën die de voedingsbodem voor Trumps verkiezing vormden, breed gedeeld worden door intellectuelen en leken, zowel linkse als rechtse. Als enkele van die ideeën noemt Pinker pessimisme over de koers van de wereld, cynisme over de instituties van de moderniteit en het onvermogen een hoger doel te bedenken anders dan religie. Hier wil hij wat tegenover stellen.

Verlichting nu
I
n zijn boek vertelt Pinker over de boeiendste vraag die hij ooit heeft moeten beantwoorden. Deze werd gesteld na een lezing waarin Pinker de gangbare wetenschappelijke opvatting uitlegde over de menselijke psyche die uit patronen van activiteit in het hersenweefsel bestaat. Een studente in het publiek vroeg toen: ‘Waarom zou ik eigenlijk moeten leven?’
Alleen al door die vraag te stellen vond Pinker dat zij op zoek is naar rédenen voor haar overtuigingen, wat betekent dat ze rede gebruikt om te ontdekken en te rechtvaardigen wat voor haar belangrijk is. ‘En er zijn heel veel redenen om te leven!’ zo vervolgt hij zijn boek. En somt ze daarin ook op.

Ook zegt Pinker een andere kijk op de wereld te presenteren, gebaseerd op feiten en geïnspireerd door de idealen van de Verlichting: rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang. Hij wil aantonen dat Verlichtingsidealen tijdloos zijn, en dat ze nog nooit zo relevant zijn geweest als nu. Veenbaas is kritisch in zijn recensie, en stelt dat de Verlichting waarover Pinker zo jubelt ook een periode was van geestelijke twijfel:

Het door de opgang van de wetenschap geïnspireerde elan vond zijn keerzijde in de twijfel aan alle niet-wetenschappelijke manieren van kennen – niet alleen aan het hyperrationalisme van denkers als Descartes en Spinoza, maar ook aan het geloof der vaderen – en daarmee in de angst voor de geestelijke leegte. (…) De Verlichting was een periode van ontbolstering, maar ook van ontworteling. En juist in onze tijd, waarin het gevoel van ontworteld zijn bij veel mensen groter is dan ooit, als gevolg van toegenomen mobiliteit, mondialisering, secularisatie, dienen we pogingen te ondernemen die ontworteling te begrijpen.’

stevenpinker

Steven Pinker (foto: nationalreview) heeft wel een waakzaam oog voor de beschavingswinst die we hebben geboekt, die inderdaad te vaak als vanzelfsprekend wordt aangenomen, zegt Veenbaas, maar hij gaat te krampachtig om met de schaduwzijden. Volgens Ralph Bodelier, in De Groene Amsterdammer, is Pinker een missionaris, een kruisvaarder ter verdediging van rede, wetenschap en humanisme:

En in een tijd dat het wantrouwen daarin sterk toeneemt, is dat een kwestie van hard werken. ‘Hoop te houden in onze wereld doet zowel een zwaar beroep op onze intelligentie als op onze energie’, schreef de Britse filosoof Bertrand Russell in zijn autobiografie. ‘Bij degenen die wanhopen, is het doorgaans de energie die ontbreekt.’

Bronnen:
* Hij die hoopt… (De Groene Amsterdammer)
* iFilosofie 

Verlichting nu – een pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang | Steven Pinker | ISBN 9789045026497 | 696 pag. | Hardback | Vertaling Ralph van der Aa | oktober 2018 | € 49,99

Beeld: 
René Descartes legde met zijn uitspraak ‘Cogito ergo sum’ het fundament voor de Verlichting. Hij was een uitgesproken rationalist, maar verwierp het geloof niet. (Portret: Jan Baptist Weenix, Nederlands kunstschilder uit de 17e eeuw, gemaakt in 1647/1649. (Centraal Museum Utrecht)

‘Geloofsinhoud eerder hinderlijk dan zinvol’

filsosoferenbijschermerlicht

Ooit hoopt filosoof Dennis vanden Auweele geloof en wijsheid weer elkaar de hand te laten reiken. Maar hij vreest soms ook dat hij Pallas Athena en Sint Paulus misschien niet kan verzoenen. Hij zegt dat in zijn boek Filosoferen bij schemerlicht, een gevolg van een doctoraal onderzoek aan de KU Leuven. Met als rode draad de verhouding tussen het geloof als vertrouwen en de rede als een zoektocht naar zekerheid. Over (on)macht en (wan)hoop.

De zoektocht naar zekerheid heeft vaak het geloof als een ongelegitimeerde en nefaste vorm van onwetendheid aan de kant geschoven. Voor mij had dit als resultaat dat ik geen vertrouwen meer had in de rede. Dit boek is een poging om mijn vertrouwen in de rede te herwinnen, maar ook om te laten zien dat het geloof als vertrouwen best wel redelijk kan zijn.’ (Uit: Filosoferen bij schemerlicht)

Volgens theoloog Gijsbert van den Brink – in een commentaar op Filosoferen bij schemerlicht – vindt Vanden Auweele de geloofsinhoud van een godsdienst eerder hinderlijk dan zinvol: in de godsdiensten moet het gaan om de symbolen en om de emotie, niet om de dogmatische waarheden. Van den Brink vindt het echter bezwaarlijk dat bij deze benadering de verschillen tussen godsdiensten worden genegeerd.

Vanden Auweele wil juist over de verschillen heen springen en landen bij de overeenkomsten. In Religie is springlevend… maar waarom? merkt hij op hij dat er vorig jaar een grote congregatie van lutheranen samenkwam in New Orleans om hun zogenaamde Declaration on the way vast te leggen, waarin verklaard werd dat er geen kerk-splitsende geschillen meer zijn met de Katholieke kerk – bijna vijfhonderd jaar nadat Luther zijn befaamde vijfennegentig thesen aan de portier van de kerk van Wittenberg had genageld.

Volgens Van den Brink is het christendom vredelievender dan de islam, en heeft dat alles met de geloofsinhoud te maken: de geloofsinhoud is veel belangrijker voor religie dan Vanden Auweele erkent. Maar als we dan echt naar de geloofsinhoud gaan kijken, lijkt Van den Brink de geloofsinhoud van de islam niet echt te begrijpen. Volgens Karen Armstrong is er zelfs niets in de islam dat gewelddadiger is dan het christendom.

Van den Brink vindt dat godsdienst door Vanden Auweele wel erg individualistisch wordt opgevat: het gaat vooral om je eigen innerlijk, niet om je gedrag, zo stelt de auteur.

Vanden Auweele vraagt zich in Filosoferen bij schemerlicht af of religie vaak een nefaste uitwerking heeft omdat wij op een slechte manier met haar omgaan. Hij ziet religie een beetje zoals een trommel: hoe harder je erop slaat, hoe meer geluid hij maakt en hoe gewelddadiger hij klinkt.

Religie is een zingevend geheel van praktijken en ideeën dat uiting geeft aan de idee dat niet alles redelijk moet zijn of in het verlengde van onze vrijheid moet liggen. Sommige dingen waar ik niet voor gekozen heb, zijn toch nog van belang voor mij. En sommige dingen die mijn vrijheid niet vergroten – denk maar aan het ouderschap – blijken toch van groot belang. Een wat archaïsch woord hiervoor is heilig: aan sommige dingen komt niemand aan – zelfs als brengen ze veel ongemak mee. De religie is altijd een poging geweest om te verstaan wat wij heilig vinden. Wij gaan misschien niet meer wekelijks naar de kerk, maar we hebben wel nog steeds voeling met dingen die heilig voor ons zijn.

En wanneer je begint te prutsen aan het heilige van anderen, zo stelt hij ten slotte in zijn artikel Religie is springlevend… maar waarom?, dan zal het misschien de oorlogstrom zijn die luidt. Door voldoende openlijke dialoog – ook tussen gelovigen en niet-gelovigen mensen – kan deze dan weer plaats ruimen voor universele toenadering en een mooie harmonie.

Zie:

* Religie is meer dan emotie

* Religie is springlevend… maar waarom? 

Op de omslag: Maanopkomst aan zee – Caspar David Friedrich

Filosoferen bij Schemerlicht. Over (on)macht en (wan)hoop | Dennis Vanden Auweele Uitgeverij Klement, Zoetermeer | 2016 | ISBN 978 90 868 7194 0 | 248 blz. | € 19,95

‘In de transcendentie ontstaat de vrije mens’

drop-water-1030x800

‘Het transcendente valt niet toe te eigenen. Het is een mogelijkheid, iets wat altijd daar ligt, buiten het verstand ligt. We krijgen er soms iets van mee, als onze ziel geraakt wordt. Maar de bron daarvan ontgaat ons, net zoals we de zon ook niet in een doosje kunnen stoppen. Daarom is het ook niet verbazend dat ieder totalitair systeem als kern heeft om het transcendente op te heffen. Het communisme en fascisme waren ten diepst materialistisch. Zij beseften dat als je de mens zijn vrijheid wilt ontnemen, je het transcendente moet laten verdwijnen.’

Dit zegt Peter van Duyvenvoorde in een polemiek op The Post Online waarin centraal staat dat de rede haar begrenzingen kent en dat er een weten mogelijk is, dat voorbij de rede ligt, maar waartoe de rede wel een noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarde is. Uiteindelijk draait het debat in de kern om de vraag of men het transcendente aanvaardt of dat juist ontkent en alleen uitgaat van de zichtbare, kenbare wereld.

Enfin, transcendentie, voor Plato is dat het Goede. Het is dat wat ons overstijgt, wat zich buiten de kosmos bevindt, God zo u wilt.’

Voor Van Duyvenvoorde sluiten volgens Plato openbaring en rede elkaar helemaal niet uit en laat hij zien dat het goddelijke en de rede elkaar juist nodig hebben om tot waar intellect te kunnen komen.

Maar daarin moet de lezer wel accepteren dat Plato tot in het diepst van zijn denken, een transcendente denker is waarin de mens met zijn voeten in de modder van een gebroken wereld staat en zijn gelaat richt naar die perfecte ideeënwereld. Het is de taak van de mens om zich open te stellen, ontvankelijk te maken middels de rede en hopen dat het goddelijke tot hem komt.’

De masterstudent Filosofie stelt dat het ook bij Kant draait om kennis te krijgen van het goede en dan het zelf open te stellen voor de hulp van hogere bijstand.

Of bij Nietzsche voor de mens om zich open te stellen en dan te wachten op iets, alsof het van buiten komt (Inspiratie). De vertroebelde mens kan alleen maar in het water kijken, dat zo helder mogelijk pogen te krijgen en dan hopen op de aanraking van het goddelijke. Dat is waarom de rede niet geheel redelijk is en de verabsolutering van de rede een ondermijning is van het waarlijk wijsgerig denken. Platonisch gezien kunnen we stellen: er is een weten dat geen openbaring is en toch voorbij de rede weet – daarmee ook de grenzen daarvan aangevend.’   

De kern van het epistemologische transcendentie noemt Van Duyvenvoorde het mysterie: uiteindelijk is er ergens een plek die onkenbaar is.

Het is het onzegbare. En tal van filosofen – en kunstenaars in de geschiedenis, proberen dat mysterie en hoe dat mysterie tot ons komt toch zegbaar te maken: Plato spreekt van Eros; Proclus en Pseudo-Dionysius spreken van “geestelijke engelen die vanuit God tot ons komen”; St. Johannes van het Kruis spreekt van een “hert dat mijn hart verwondt en dan verdwijnt”; Nietzsche en Kierkegaard spreken van een bliksem, Sloterdijk spreekt van een ingeademd worden. Dit zijn allemaal metaforen om dat proces, het aangeraakt worden door het Goede, invoelbaar of indenkbaar te maken.’

Zie:

Beeld: transcendentaalleven.nl