Kauthar Bouchallikht laat zich niet monddood maken


Tunnelvisies en onbekendheid met nuances over religie en godsdienst blijken momenteel veelal de basis van alternatieve feiten en beschuldigingen richting klimaatactivist Kauthar Bouchallikht. Sinds haar plaats op de kandidatenlijst van GroenLinks voor de verkiezingen van de Tweede Kamer, struikelen critici bevooroordeeld over haar hoofddoek, omdat dat schijnt te staan voor het omarmen van de grondbeginselen van de islam. Critici snappen niet dat Kauthar Bouchallikht zowel moslima als actief GroenLinkser kan zijn. Politicoloog en journalist Theo Brand schreef een genuanceerd en treffend artikel als antwoord op de kortzichtige kritiek van oud-politicus Meindert Fennema van GroenLinks(!).

Ik kreeg nachtmerries: alles wat ik doe of zeg wordt in twijfel getrokken. Als ik mensen ontvolg op Twitter zijn het ‘moslimbroeders’. Als ik een grap maak in mijn bio zend ik geheime boodschappen uit. Als ik zwijg is het omdat ik iets verberg, als ik spreek omdat ik lieg.’
(Kauthar Bouchallikht op Twitter)

Kritische vragen mogen er zijn, stelt de politicoloog. En die mogen (moeten) ook beantwoord worden. Maar hij legt ook kritisch uit aan Fennema dat er in de moslimwereld of christenwereld natuurlijk allerlei dwarsverbanden bestaan, en er linken zijn te leggen met conservatieve bewegingen, maar dat dit nog geen reden is om Bouchallikht af te serveren. Fennema spreekt over ‘de islam’. Dat is natuurlijk een gotspe, vindt Brand, ‘de Islam’ bestaat niet, wel zijn er talloze moslims die ieder op hun eigen wijze vorm geven aan hun geloof. 

Voor eens en voor altijd: ik ben geen lid van de moslimbroederschap en heb niets met hun gedachtegoed. Ik sta voor vrijheid en democratie en tegen uitsluiting en onderdrukking. En ik sta helemaal achter het programma van GroenLinks. Net als alle andere kandidaten op onze lijst. Zullen we het dan nu hebben over hoe we Nederland samen eerlijker, socialer en groener gaan maken?’
(Kauthar Bouchallikht, op de website van GroenLinks)

Fennema, aldus Brand, stelt Bouchallikht suggestief in een kwaad daglicht over lidmaatschappen van organisaties zoals FEMYSO, een organisatie van moslimstudenten, gesubsidieerd door de EU en een officieel gesprekspartner van de Europese Commissie.

Zelf ben ik als linkse en vrijzinnige christen actief lid van de Protestantse Kerk in Nederland en overigens ook van GroenLinks. Binnen de Protestantse Kerk is één predikant die onbeschaamd Forum voor Democratie steunt, terwijl die partij weer banden heeft met fanatieke antisemieten. Ik zou dus als lid van de Protestantse Kerk zomaar een antisemiet kunnen zijn, maar ben dat allerminst – hoewel ik (om het sommigen nóg moeilijker te maken) wel zeer kritisch ben over de huidige politiek van Israël.’
(Theo Brand)

Ook, zo argumenteert Brand verder, is er binnen zijn Protestantse Kerk een stroming waar vrouwen geen functie als predikant of kerkelijk bestuurslid kunnen vervullen en waar SGP gestemd wordt.

Zelf hoor ik echter bij de andere, grotere stroming binnen de Protestantse Kerk waar dit juist wel kan. Enfin, door te associëren en generaliseren kun je iemand makkelijk verdacht maken, zeker als iemand moslima is.’
(Theo Brand)

Wat Meindert Fennema doet, volgens Brand, is mensen vastpinnen op een gestolde, vermeende groepsidentiteit.

Een moslima met een hoofddoek zou niet progressief kunnen zijn. Sterker nog: iedereen die niet zo zuiver seculier en areligieus is als Fennema, past niet bij GroenLinks. Precies van dit ouderwetse denken moet GroenLinks afscheid nemen en daarom is het goed dat oude, witte mannen als Fennema afzwaaien en jonge, idealistische vrouwen de partij komen versterken.’
(Theo Brand)

Door flink te associëren kun je karaktermoord op iemand plegen, zonder dat iemand zijn of haar eigen verhaal heeft kunnen vertellen, stelt Brand als reactie op de valse suggestie van Fennema. De politicoloog zegt alle vertrouwen te hebben dat Bouchallikht haar verhaal goed voor het voetlicht kan brengen.

GroenLinks is immers een partij waar mensen vanuit diverse tradities en inspiratiebronnen willen werken aan een groene, sociale en vrijzinnige maatschappij. Voorbij elke vorm van religieuze of seculiere zelfgenoegzaamheid.’
(Theo Brand)

Als we écht naar Bouchallikht luisteren, zegt Nadine Ridder in Het Parool, en kijken naar haar gedrag, zien we dat ze een aanwinst is voor de Nederlandse politiek. En dan kunnen we haar op een eerlijke manier beoordelen op ambitie, ideeën, ervaring, netwerk en profiel. Dat zou iedereen die democratie hoog in het vaandel heeft belangrijk moeten vinden, ongeacht politieke kleur of persoon­lijke voorkeur.

Doordat de ophef rondom Bouchallikht persoonlijk wordt gemaakt, lijkt het alsof het om een incident gaat, maar als je beter kijkt zie je dat het onderdeel is van een patroon van het systematisch monddood maken van vrouwen van kleur op plekken van macht.’
(Nadine Ridder)

Zie:
* Waarom GroenLinks Kauthar ondubbelzinnig moet steunen (Theo Brand)
* ‘Vrouwen van kleur staan niet 1-0, maar 3-0 achter’ (Nadine Ridder)

Foto: Kauthar Bouchallikht (Twitter)Kauthar Bouchallikht is o.a. intersectioneel klimaatactivist; auteur bij Amsterdam University Press; voorzitter Stichting Groene Moslims; auteur bij One World; lid van de Faculteitsraad REBO (Universiteit Utrecht)

‘Vrede slechts bereikbaar via het multiculturalisme’

RumiPainting-masnavi.nl

In Waarom de islamitische mysticus Rumi nog steeds relevant is, vertelt islamoloog Emrullah Erdem over een van de grootste mystieke dichters van de islam. Rumi’s boodschap van vrede en tolerantie sprak in zijn tijd mannen en vrouwen van allerlei groeperingen en geloofsrichtingen aan. En ook in onze tijd vinden de teksten van Roemi weerklank in de harten van veel mensen.


Het morele oordeel van gelovigen over of je van het ware geloof bent, heeft me altijd zwaar op de maag gelegen. Bij christenen, maar ook bij moslims. De moslims pretenderen, net als Nederlanders, verdraagzaam te zijn, maar in de praktijk zijn ze vaak teleurstellend intolerant. Daarom trof Rumi’s oproep me zo: ‘Kom, kom, wie je ook bent, kom weer. Heiden, afgodendienaar, vuuraanbidder, wie of wat je ook bent, kom! Onze plaats is geen plaats van wanhoop. Al heb je honderd keer je eed van berouw verbroken, kom!’ Er ging een deur voor me open.’ (Abdulwahid van Bommel, in Trouw)


Het poëtische werk van Djalaal-ad-Dien Rumi (1207-1273), zegt Erdem, leert ons dat de zogenaamde ‘botsing tussen de beschavingen’ zeker niet onvermijdelijk is.

Wie zijn gedichten leest, krijgt het inzicht in hoe we – ondanks onze verschillen – kunnen komen tot hoop, vernieuwing en verzoening, in plaats van wanhoop, angst en vijandigheid. Roemi nodigt ons uit om ons voortdurend te herinneren dat we één zijn. Wij komen allen van God en tot God zullen wij terugkeren.’ (Erdem)

Erdem leest dat in Rumi’s gedichten, onder meer ook in het gedicht waardoor voor Van Bommel een deur openging. De verschillende vertalingen zijn soms net even anders, maar de essentie blijft. Van Bommel vertaalde destijds rond ruim 25.000 versregels van Rumi, door Trouw een ‘goudmijn van metaforen’ genoemd.


‘Kom, kom, wie je ook bent,
of je een zwerver bent, een gelovige, of graag op reis gaat,
onze karavaan is geen karavaan van wanhoop.
Kom, zelfs als je je beloften duizend maal hebt verbroken.
Kom, kom, kom toch weer.’
– Rumi


Echte vrede kan volgens Rumi – door Trouw eens ‘als spirituele sauna’ genoemd – slechts bereikt worden, vat Erdem samen, door degenen die de diversiteit van het multiculturalisme beleven, die nederig en zuiver van hart zijn en zich openstellen voor de goddelijke zingeving en inspiratie.


Je kunt het boek [Masnawi] zien als een exegese van de Koran. Roemi heeft zich veel vrijheid veroorloofd in het denken over de verhouding tussen God, mens en de wereld. Daarmee heeft hij de orthodoxie flink in de kuif gepikt. Hij was in zijn tijd een spiritueel bevrijdingstheoloog. Niet voor niets staan er in de Masnawi zoveel anekdotes over bevrijding, zoals een prachtige fabel over hoe een papegaai uit zijn kooi ontsnapt. Rumi wilde het onzegbare zeggen, en voor mij is dat gelukt.’ (Van Bommel in Trouw)


Islamoloog Erdem vindt de islamitische mysticus Rumi nog steeds relevant omdat de grensoverstijgende, mystieke poëzie van de leermeester en dichter in een smeltkroes van culturele en religieuze achtergronden ontstond. In een stad die wel wat lijkt op onze wereld.


‘Ik ben geen Christen, geen Jood, geen Moslim.
Ik ben niet het Oosten, noch het Westen.
Ik heb de dualiteit achter me gelaten, de twee werelden gezien als Éen.
Het is het één dat ik zoek, één dat ik ken, één dat ik zie, één dat ik roep.’
– Rumi


Rumi wist een sfeer te creëren van dialoog, medeleven en begrip, stelt de islamoloog en geestelijk verzorger.

Als leermeester en mysticus pleitte Rumi voor tolerantie, rationaliteit, goedheid en naastenliefde, alsook voor het aanzien van moslims, joden, christenen en andere gelovigen met één en dezelfde liefdevolle blik.’ (Erdem)

Ondanks het feit dat de vrome moslim Rumi tijdens zijn leven geliefd was bij de christenen in zijn directe omgeving, leerde het westen hem pas eeuwen later kennen.

Deels is dat te danken aan de beroemde Duitse dichter Goethe, die enkele werken van Roemi leerde kennen en erdoor beïnvloed werd. Hierdoor is Rumi’s denken indirect van invloed geweest op het religieuze, culturele en politieke leven in Europa en later in de Verenigde Staten. Nog altijd legt Rumi een spirituele band tussen Oost en West. Hij zou de laatste jaren zelfs de meest gelezen dichter in de Verenigde Staten zijn, wat het grote potentieel van deze mysticus aangeeft voor culturele ontmoetingen.’ (Erdem)

Bronnen o.a.:
Waarom de islamitische mysticus Rumi nog steeds relevant is (Igniswebmagazine)
Rumi is als een spirituele sauna (Trouw)
Rumi vandaag

Update 13 02 2024 (Lay-out)

Beeld: Schilderij Roemi (masnavi.nl)

‘Godsdienst inherent aan menselijke natuur’

AlhambraFotoPD

Godsdienst, in welke variant dan ook, is inherent aan de menselijke natuur, zo stelde rechtsgeleerde Gerard Noodt al in 1706, in een invloedrijke rede over ‘religie, vrij van heerschappij’. Daarom mag een bepaalde gezindheid niet door een overheid of samenleving worden afgedwongen of verboden. Noodt maakte zich hard voor de godsdienstvrijheid, schrijft historicus Geerten Waling. ‘Toentertijd behelsde godsdienstvrijheid veel meer dan alleen religie: het ging over wat wij tegenwoordig noemen de vrijheid van vereniging, van geweten en ja, ook van meningsuiting. Kortom, de zuurstof voor de open samenleving’.

We moeten dus vooral niet met wetten of wapens proberen om de gedachten van mensen te beheersen. Ook hun meningsuiting en hun recht om zich te verenigen moeten we beschermen, alleen al omdat we zelf nooit de waarheid in pacht hebben. Dat geldt voor religie, maar in bredere zin voor alle opvattingen die mensen kunnen koesteren.’

De vrijheid van meningsuiting staat continu onder druk. Het is goed om af en toe uit te zoomen en te beseffen dat die vrijheid al eeuwenlang wordt bevochten, schrijft Waling in Elsevier Weekblad. Rond 1706 mogen in de Nederlandse Republiek joden hun religie in sommige steden hooguit beleven in eigen kring of buurt, katholieken mogen op veel plekken niet eens kerken bouwen.

Het land is diepgelovig en overgevoelig voor alles wat het gereformeerde wereldbeeld kan aantasten. Des te dapperder was het dat iemand als de rechtsgeleerde Gerard Noodt, bij zijn afscheid als rector magnificus van de Universiteit Leiden in 1706, tegen een aantal heilige huisjes durfde te schoppen.’

Alhambra2

De islam roept oude vragen op over godsdienstvrijheid, stelt het weekblad: ‘Wat te doen met de islam?’ en refereert aan de moeizame positie van de islam in Nederland.

Volgens Geert Wilders is de islam een vijandige politieke ideologie die moet worden bestreden. En inderdaad, salafisme en jihadisme zijn levensgevaarlijk, maar het valt niet te ontkennen dat veel moslims de islam belijden als een vreedzame, zingevende levensbeschouwing. Hoe gaan we daar mee om? Hoe beschermen we de godsdienstvrijheid van vreedzame medeburgers, zonder een vrijbrief te geven voor gewelddadige elementen? Dat is in Nederland een betrekkelijk nieuwe en zware uitdaging, waarover het laatste woord nog lang niet is gezegd.’

Alhambra3

Hij die een bepaalde religie verplicht stelt, en met straf afdwingt, maakt inbreuk op andermans soevereiniteit. Hij doet hierbij niets ten goede, maar kan zich niet vrijpleiten van het verwijt een tiran te zijn. (Gerard Noodt)

Noodts toespraak, die hij in het Latijn hield in 1706, is als paperback uitgegeven: Over de vrijheid van godsdienst. Het is in hedendaags Nederlands vertaald door Hans van Cuijlenborg, en prof. dr. Joris van Eijnatten, hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, heeft de tekst voorzien van een uitvoerige wetenschappelijke inleiding.

Een mijlpaal in de Europese ideeëngeschiedenis. Zo kenschetst historicus Joris van Eijnatten de rede over de vrijheid van godsdienst die Gerard Noodt in 1706 hield bij zijn afscheid als rector van de Leidse universiteit. Noodt besefte terdege dat hij sprak over een heikel thema, een onderwerp ‘vol nijd, haat en laster’. Maar dat belette hem niet om een hartstochtelijk pleidooi te houden voor een vrije keuze van geloof of juist voor afvalligheid.’

Foto’s: La Alhambra, Granada, september 2018 (PD)

Zie: De islam roept oude vragen op over godsdienstvrijheid

De islam heeft toch ook zijn Luther

Ibn Taymiyya

Twee reformisten. Een in het christendom en een in de islam. ‘Zowel Luther als Ibn Taymiyya stellen het sola scriptura als enige toegestane benadering van de Bijbel respectievelijk Koran centraal,’ zo stelt professor in de dialoog tussen de godsdiensten Marcel Poorthuis op het Leiden Islam Blog. Hij vindt het interessant dat de twee verwante ideeën hadden. Zijn conclusie luidt dan ook dat de islamitisch geestelijke en filosoof Ibn Taymiyya de islamitische Luther is.

Sola scriptura stelt dat de Schrift (de Bijbel) de bron, norm en het fundament is van geloof en levenspraktijk. De Schrift heeft uniek gezag. De Koran evenzo, aldus Poorthuis. De schrift is de stem van God en heeft ultiem gezag, zeggen sommige bronnen.

Allereerst is daar de uitleg van de heilige Schrift. Zowel Luther als Ibn Taymiyya stellen het sola scriptura als enige toegestane benadering van de Bijbel respectievelijk Koran centraal. Daarbij nemen zij beide uitdrukkelijk standpunt in tegen de joodse verhalende uitlegtraditie, die centraal staat in de midrasj, de joodse uitleg van de Torah.’

Volgens Poorthuis voerde Luther een frontale aanval uit op de kerkelijke claim dat ook de traditie een heilig gezag zou bezitten, en ageerde Ibn Taymiyya (1263 – 1328) sterk tegen het gezag dat gegeven wordt aan tradities die buiten de tekst van de Koran circuleren.

Ibn Taymiyya staat volgens Poorthuis in een stroming die de zeer vele verhalen – een ‘reusachtig reservoir’ – rond de islam diepgaand wantrouwt. Taymiyya propageert terug te gaan naar de Schrift, in dit geval de Koran. Hij was de krachtigste pleitbezorger van de ‘alleen-de-Koran’ beweging, en is er geen plaats voor dubieuze handelingen waarmee de Bijbel vol zit.

De islamitisch geestelijke sluit zich aan, aldus Poorthuis, bij de corruptie-these, die stelt dat de Koran niet de corruptie (tahrif) bevat die de Bijbel wel aankleeft.

Dit idee werd door denkers vóór hem al uitgedragen, zoals Ibn Hazm (994-1064) met zijn een grootscheepse aanval op de evangeliën en op ‘joodse fabels’.’

Daarnaast zegt Poorthuis dat er nog een frappante verwantschap was in de ideeën van Luther en Ibn Taymiyya, namelijk hun weerstand tegen heiligenverering en volksdevotionele gebruiken.

Ibn Taymiyya was niet tegen het soefisme als zodanig en evenmin tegen mystiek, zoals in het verleden wel gedacht is en zoals moslimfundamentalisme vandaag de dag graag mag claimen.’

Volgens de professor aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg hield Luther ook grote opruiming onder de heiligenverering en de devotionele gebruiken van relikwieën en pelgrimages naar heilige plaatsen.

Het is jammer dat mensen als Luther en Ibn Taymiyya niet nu leven. Er is immers nog veel werk aan de winkel in het land van Bijbel en Koran. Het christendom had zijn Luther, maar een islamitische Luther zou nu erg welkom zijn. Stellingen te over om vast te nagelen op moskeedeuren.

Zie Leiden Islam Blog: Ibn Taymiyya: de islamitische Luther?

‘Interreligieuze dialoog meestal ook veilige dialoog’

9789023971054_5670_front (1)

‘Niks mis mee natuurlijk,’ zegt reli-ondernemer Enis Odaci. ‘Maar leren we de ander dan eigenlijk wel goed kennen? Wordt het niet pas spannend wanneer de interreligieuze boot gevaarlijk dicht langs de dogmatische ijsschotsen vaart? Of leidt één verkeerde opmerking direct tot schipbreuk? Dat risico voelen we natuurlijk feilloos aan, dus praten we vooral over religieuze koetjes en kalfjes.’

Ga maar na: hoe vaak heeft u het met joden erover dat zij de christelijke verlossingsleer volledig verwerpen? Vindt u het fijn wanneer moslims de drie-enige godheid binnen het christendom afkeuren? Vertelt u open en bloot dat u Mohammed eigenlijk helemaal geen profeet vindt? Ik vermoed van niet, uit respect voor de ander, of uit angst voor de ander. Jammer, want zo worden potentieel geweldige ontmoetingen bedekt onder een laag goede bedoelingen.’ (Odaci)

EnisOdaciTwitterOm die redenen is Enis Odaci (foto Twitter), eindredacteur van Nieuwwij,  blij met het nieuwste boek van theoloog Bernhard Reitsma – bijzonder hoogleraar voor de kerk in de context van de islam – getiteld Kwetsbare liefde – De kerk, de islam en de drie-enige God. Over dit boek schrijft Trouw dat Reitsma zich serieus heeft verdiept in de islam, uit persoonlijke ervaring spreekt en zich niet laat leiden door angst.

En juist omdat hij zo stevig in zijn geloof staat, durft hij nieuwsgierig en opvallend onbevooroordeeld over de schutting te kijken. Het staat nog te bezien of hij met dit boek veel Nederlandse moslims zal bereiken, maar als u vanuit een christelijke achtergrond eens een pittig potje wilt sparren over kerk en islam, heeft u aan Reitsma een prima partner.’ (Trouw)

Reitsma zegt dat het natuurlijk afhangt van de definitie van dialoog: als dialoog betekent: we gaan samen ontdekken wie God is, en dan beginnen we zo open mogelijk, ja dan kan ik me de scepsis voorstellen. Als dialoog betekent, we gaan met elkaar in gesprek vanuit onze eigen identiteit als moslims en christenen, dan ligt het anders.

Bij een dergelijke dialoog realiseer ik mij, dat we over tal van zaken fundamenteel verschillend denken. De dialoog is dan bedoeld om ons voor de ander open te stellen, om die geloofsovertuigingen en geloofservaringen – ook op kritische wijze – te bespreken.’ (Reitsma)


‘Wat mij betreft gaat het er in de eerste plaats om wie Jezus Christus is. Bij hem zie ik hoe God het leven bedoeld heeft en hoe het hij leven herstelt. Daar zie ik dus grote verschillen tussen islam en christendom (de christelijke kerken leren dat Jezus Gods zoon is, volgens de islam is Jezus een profeet, red.). Daar kan ik niet van afwijken. Je kunt het niet met God op een akkoordje gooien, zo van: we doen een beetje meer van mijn God en een beetje minder van de jouwe.’ (Reitsma in Trouw)


Voor moslim Odaci leverde zijn ontmoeting met protestant Reitsma geen scheve gezichten op. Integendeel, achteraf dacht hij hoe het kan dat zij zo rustig over onze wezenlijke, existentiële verschillen hebben kunnen debatteren. Odaci denkt dat dat antwoord vooral in de eerlijkheid ligt en in de acceptatie dat er nimmer een theologische middenweg gevonden kan en zal worden in de interreligieuze dialoog.

Gewoon, eerlijk vertellen wat we geloven. En ook vertellen hoe zich dat verhoudt tot het geloof van de ander.’ (Odaci)

BernhardReitsmaTwitterBernhard Reitsma (foto: Twitter) zal zich in ieder geval – zowel op de Christelijke Hogeschool Ede als aan de VU – vanuit de christelijke bronnen met die vragen van botsende perspectieven bezig gaan houden.

Hoe kunnen we met een grote diversiteit aan stellige overtuigingen in Nederland toch een huis creëren, waar voor iedereen plaats is. En waar liggen dan de grenzen, want we willen ons wel houden aan de grenzen van de rechtsstaat? En wie bepaalt dan wat daarbinnen wel of niet welkom is?’ (Reitsma)

Kwetsbare liefde – De kerk, de islam en de drie-enige God  | Bernhard Reitsma | Boekencentrum Uitgevers | 2017 | ISBN 9789023971054 | 256 pagina’s | € 19,90

Zie:
“Er is geen echte dialoog als ik bij voorbaat tussen haakjes zet wie ik ben”
De interreligieuze dialoog mag wel wat eerlijker

‘Radicale religie kan samengaan met verdraagzaamheid’

coexist


‘Wie claimt de waarheid in pacht te hebben, stelt scherpe grenzen aan verdraagzaamheid of tolerantie. Hoe sterker iemands geloof in de waarheid, hoe moeilijker het wordt om verdraagzaam te zijn. Wie dus in een radicaal plurale samenleving leeft, doet er het beste aan zijn waarheidsclaims zoveel als mogelijk te matigen, want anders is er met die radicale pluraliteit niet meer om te gaan.’ Bij deze logica stelt theoloog Maarten Wisse vraagtekens in zijn lezing Waarheid en grenzen aan verdraagzaamheid.

Wisse, vanaf september 2017 hoogleraar Dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), problematiseert ook de gedachte dat als we verder willen komen met verdraagzaamheid we waarheid in meer radicale zin nodig hebben, een waarheid ook die wellicht anderen uitsluit. Hij stelt dat het verlichtingsparadigma dat de omgang met religie in de moderne samenleving nog altijd stempelt, ons zicht op de ‘waarheid’ in religies op een dramatische manier heeft verstoord.

Dat verlichtingsparadigma dwingt ons om religieuze tradities ofwel op te sluiten in hun eigen gelijk en vervolgens weg te zetten als extremistisch, ofwel alle religieuze verschillen te relativeren omdat er geen serieuze religieuze verschillen zijn.’

Als je behoudend of evangelicaal christen bent, zegt Wisse, moet je zeggen dat moslims er in hun geloof radicaal naast zitten.

Ze kunnen dus ook niet gered worden. Of als je liberaal christen bent: moslims zijn knuffelgelovigen, want dat zijn we allemaal. We bedoelen het allemaal goed. In beide gevallen negeer of ontken je radicale verschillen.’

Hoe kunnen we nu toch tolerant of verdraagzaam zijn tegenover anderen, vraagt Wisse zich af. Daarvoor trekt hij twee lijnen vanuit de stelling dat Christus de waarheid is: een inclusieve en een exclusieve.

De inclusieve opent de gelovigen idealiter naar anderen toe, om te erkennen dat ook anderen kunnen delen in de kennis en het heil dat ze ten deel valt. Sterker nog: anderen iets gezien hebben dat zij niet hebben gezien en desondanks waar en goed is. De exclusieve is voortgekomen uit wat men in de christelijke traditie ‘dogmatiek’ is gaan noemen:

Als voor ons de waarheid in Christus zelf gelegen is, is het van het grootste belang om die ‘waarheid’, juist omdat we haar nooit helemaal in onze greep hebben, tegen allerlei misverstanden te beschermen.’

Wisse spreekt in zijn lezing over een absolutistisch denkende geloofstraditie en heeft het dan in de rooms-katholieke traditie over de periode van het eerste Vaticaanse concilie en in de protestantse traditie over het neocalvinisme.

Zij gaan hun geloofstraditie behandelen als een bron van absolute waarheden, gebaseerd op een absolute bron van waarheid, waardoor de kleinste details uit hun traditie, de kleinste ritueeltjes of meest verfijnde leerstellige formuleringen, op een krampachtige manier ‘waar’ worden zoals ze wellicht nog nooit waar waren geweest. Geen wonder dat bijvoorbeeld bij de neocalvinisten al die krampachtige zekerheden in de tweede helft van de twintigste eeuw met een grote knal uiteen vliegen, omdat de meeste van die ‘waarheden’ hun functionele betekenis in de traditie hebben verloren, vermoedelijk deels omdat ze die functie van absolute waarheid nooit hadden gehad.’

maartenwisse (1)

Maarten Wisse (foto: MW) stelt dat, terwijl het christendom vanwege zijn binding aan de heilsfeiten nog een intrinsieke interesse in de waarheid heeft, de islam toch op de eerste plaats een wetstraditie is, en in die wetstraditie met de daaropvolgende jurisprudentie bij uitstek de nuance en de praktische wijsheid verpakt zit die matigt en in overeenstemming brengt met wat op dat moment in de gegeven situatie verstandig is.

En wellicht gebeurt dan met die wijsheidstraditie, vol van nuance en voorzichtigheid als ze is, hetzelfde als ze clasht met een seculiere moderne samenleving. Dan vergeet een klein deel van die traditie haar ware aard, juist in een poging om die ware aard te behouden, en transformeert de eigen wijsheidstraditie tot een absolute bron van kennis.’

Geloofsgemeenschappen moeten de moed maar op durven brengen, aldus de theoloog, om de ruimte voor tolerantie en verdraagzaamheid niet in het relativeren van alle tradities en het nivelleren van alle verschillen te zoeken. Integendeel, zegt hij, die tradities juist binnengaan en daarin de deugden van verstandigheid, voorzichtigheid, rechtvaardigheid en dapperheid als hoeders en bronnen van waarheid aanboren, biedt juist een volstrekt ernstig nemen van die tradities zelf een uitstekende garantie voor tolerantie:

Hoe meer waarheid in waarachtigheid, hoe meer tolerantie.’

Tot slot verwijst Wisse in zijn lezing naar de Bergrede, het meest radicale gedeelte uit het Nieuwe Testament, en zegt hierover: ‘Wie zei er nu dat een radicale vorm van religie niet gepaard kan gaan met verdraagzaamheid?’

Zie: (sinds 26 juni online): Waarheid en de grenzen aan verdraagzaamheid

Beeld: deugd.net.nl