Het christendom evolueert tot mystiek-sociale religie

In 1947 publiceerde Simon Vestdijk, die ‘sneller schreef dan God kon lezen’, het essay De toekomst der religie. Hierin voorspelt hij dat met name het christendom op den duur vervangen zal worden door een mystiek-sociale religie in de trant van het boeddhisme. – In 1980 wordt cultuurhistoricus en vrijdenker dr. Anton Constandse door Vestdijkkroniek gevraagd het te beoordelen vanuit zijn standpunt als atheïst, ook omdat hij over de historie van het humanisme en de vrije gedachte verscheidene boeken schreef. – In De toekomst der religie ‘snakt’ Vestdijk na zijn ‘zo objectief mogelijk betoog, naar een persoonlijk woord’. Dat doet hij dan ook in het laatste hoofdstuk.

‘Het christendom wordt op den duur vervangen door een mystiek-sociale religie in de trant van het boeddhisme’
(Simon Vestdijk)

Mystiek-introspectieve oplossing
Constandse geeft commentaar op hetgeen Vestdijk zegt over wat de toekomst der religie zal zijn: ‘Naast de sociale oplossing komt de mystiek-introspectieve oplossing aan bod.’

‘Het christendom wordt op de duur vervangen door een mystiek-sociale religie in de trant van het boeddhisme, of door een sterk Aziatisch beïnvloede religie van psychologisch-symbolische aard.’ Deze mogelijkheid komt Vestdijk zelf het meest wenselijk voor.’
(Constandse)

Vestdijks spirituele ijver
Het bijzondere van arts en literator Simon Vestdijk (1898 – 1971) is dat hij zich al jong de vraag stelt of de religies in hun huidige vorm in de toekomst zullen blijven voortbestaan. Met spirituele ijver verdiept de auteur zich in onder meer in Immanuel Kant, Kierkegaard, C.G. Jung, het boeddhisme, de joodse Kabbala, Purusha (Indische Vedanta), Krishna (de Bhagavad-Gita), Brahman (‘unio mystica’), Tagore, Plato, Meister Eckhart. De Westerse èn Oosterse mystiek boeit hem.

In Vestdijks tijd zijn de gelovigen veelal praktiserend christen (katholiek of protestant) en bezoeken de kerk. Je valt buiten de gemeenschap als je niet gelooft. Mystiek? Boeddhisme? Velen kennen dat niet. De paus, en de protestante kerken, hebben het bovendien dogmatisch voor het zeggen. De zestiger jaren zijn nog ver weg. Intussen schrijft de auteur, sinds zijn debuut in 1932, het ene essay na het andere boek.


Vestdijk in Doorn – 2013

Mystiek is in wezen iets anders
Volgens Constandse is in de geschiedenis van het verzet tegen het christendom – ook door het atheïsme – de mystiek inderdaad een belangrijke factor geweest. Hij zegt dat de overgang van het christendom naar mystiek Vestdijks voorkeur heeft. De mystiek, zegt Constandse, is niet eenvoudig een vorm van religie, maar ze is in wezen iets anders:

‘In de eerste plaats is daarin het begrip van God niet dat van een opperheer, een persoonlijke dictator, maar van een onpersoonlijke oerbron, een oernatuur, waaruit we allen voortkomen en allen terugkeren. Ekkehard maakt een nadrukkelijk onderscheid tussen de God, die door de kerk is aangekleed, als een machtige monarch, naar het voorbeeld der vorsten (in die zin ‘Anthropomorfisch’) en God zoals hij naakt is, en derhalve vormeloos, maar alles omvattend.
(Constandse) 

Christendom evolueert verder
Vestdijk heeft behalve zijn voorkeur voor een overgang naar de mystiek, nog twee andere mogelijkheden genoemd.

‘De sociale religie krijgt op de duur de overhand, de metafysische religie verdwijnt gaandeweg, eventueel na periodieke oplevingen. En ook: ‘Het christendom handhaaft zich en evolueert verder, al of niet met politieke macht bekleed.’
(Constandse)


Aanpassing… ‘Diner Pensant’ van de Stichting Stimulering Vrijzinnnig Gedachtengoed, de Woudkapel, Bilthoven, 2023

Kerken zullen zich aanpassen
Kort gezegd, de bedoeling van deze zinnen suggereert dat de kerken zich zullen aanpassen aan de sociale verlangens van hun leden, meent de vrijdenker, en de verwijzing naar hel en hemel, of naar de opperheerschappij van een bovenaardse God, zal ophouden nog succes te hebben.

Grote rol (verdringing) seksualiteit
Ook over de grote rol die de seksualiteit in de traditionele christelijke praktijk speelt in het ontstaan van ‘het complex zonde en schuld’, schrijft Vestdijk in De toekomst der religie:

‘Christelijke zonde is vooral zonde van het vlees en zonde van het vlees is voor de christen niet te veel eten en drinken of niet genoeg aan lichte atletiek doen, maar zeer speciaal alles wat met de geslachtsdrift samen hangt, deze ‘onreinste’ aller driften.’
(Vestdijk, in De toekomst der religie)

Angst voor de Eros
Over de verdringing van de seksualiteit heeft Vestdijk behartigenswaardige kritische dingen gezegd, constateert Constandse, met name inzake het perverteren van de menselijke ziel door de erotische onderdrukking.

‘Hij zag terecht in allerlei wandaden van verovering en agressiviteit, van bezitsvermeerdering en onderdrukking, gevolgen van angst voor de Eros, van negatie van het erotische, van misvorming der menselijke ziel. En juist hierin moest hij – des te meer nog als romanschrijver – innig meeleven met al zijn tijdgenoten, die geen vrede meer hadden met het christendom.’
(Constandse)


1947

Toekomstvoorspelling uit het verleden
De toekomst der religie vind ik een visionair, mediterend geschreven, essay, gebaseerd op negen lezingen van Vestdijk. Sinds de jaren 90 is er geen belangstelling meer voor. Echter, dit boek is toegankelijk geschreven, en prettig leesbaar omdat je rustig mee kan gaan in zijn overdenkende stijl van schrijven. Vaak lange zinnen, maar die geven veelal zijn manier van denken weer: hoe hij tot zijn voorspellingen en opvattingen komt. En ook leest Vestdijk soms ‘net zo gemakkelijk’ als een roman.

‘Als kind van remonstrantse ouders werd ik bij een doopsgezinde dominee op catechisatie gedaan, omdat in mijn geboorteplaats geen remonstrantse broederschap bestond. Van ‘dogmatische’ verschillen heb ik nooit iets bespeurd, niet alleen door mijn gebrek aan belangstelling daarvoor – met de doopsgezinde dominee sprak ik meer over filosofie – maar omdat deze verschillen volkomen onwezenlijk zijn.
Dit is het ook wat mij voor de toekomstige ontwikkeling van het christendom het meest gewenst voorkomt. De geloofsverschillen moeten tenslotte zo subtiel worden dat ware christenen zich ’s morgens in bed, fris uitgeslapen, kunnen afvragen: ‘Ben ik niet eigenlijk een boeddhist?’
(Vestdijk, in De toekomst der religie)

Socioloog Jos Becker betitelde De toekomst der religie als ‘een toekomstvoorspelling uit het verleden’ en schreef erover in Religie & Samenleving (Jrg. 4 nr. 3 2009): ‘Hij leverde een drieslag – metafysica, mystiek en sociale strevingen – waar wij 60 jaar na dato nog steeds niet over zijn uitgepraat. Zijn blik op de toekomst was scherp te noemen. Aansluitend op het spraakgebruik: ‘Ik geef het je te doen!’
– Vestdijk deed het en hoe!

Bronnen:
* Vestdijkkroniek 1980,
Dr. A.L. Constandse | Simon Vestdijk: De toekomst der religie (dbnl)
*
De toekomst der religie, 1947, Simon Vestdijk, 6e druk, 1992, Meulenhof pocket editie(‘De toekomst der religie is een psychologisch-filosofische reflectie op de zin van het bestaan ​​als religieus uitgangspunt, met bijzondere nadruk op onder meer het ik, de relatie met anderen, de betrokkenheid bij de situatie, vrijheid, verantwoordelijkheid, overvloed, keuze, angst, dood, wat te laat is, de verlenging van het moment, de betekenisvolle gerichtheid, allemaal een persoonlijke passie, de moed om te zijn en te blijven worden.‘ (Van der Westhuizen, Elizabeth Susanna, 1990, NWU, repository.nwu.ac.za)
* De eerste twee hoofdstukken uit De toekomst der religie: svestdijk.nl

Gerelateerd: ‘Toekomst religie zal mystiek-introspectief zijn’
Beeld: spreadshirt.nl
Vestdijk in Doorn: foto T. Klijn (debedachtzamen.nl) – Sculpture: Jaap te Kiefte
Diner Pensant: foto: P.D. (Initiatief van de Stichting Stimulering Vrijzinnig Gedachtegoed (SSVG). Met Laurens ten Kate, Tabitha van Krimpen en Ward Huetink, 03 11 2023)

Godsgeloof staat haaks op complotdenken

Het onvermijdelijke loslaten van ‘kinderlijke’ geloofssystemen voert ons door een geestelijke leegheid die zijn weerga niet kent. En daarin kan de grootste gekkigheid, van religieus gedachtegoed tot waanzinnige complotgedachten, aantrekkelijk worden. – Niks geloven, alleen jezelf nog overhouden, dat blijkt geen doen. Maar in dat geestelijke vacuüm kan ook iets verrassend nieuws ontstaan, vindt predikant Herman Koetsveld. Hij reageert op schrijver Paul de Bont die geloven beschouwt als complotdenken. Ook de theologen Rik Peels en Kees van der Kooi zijn kritisch.

‘Het geloof in een complot is niet meer of minder geloofwaardig
dan elk ander geloof’
(Paul de Bont)

Geloven in een complot
Schrijver Paul de Bont veronderstelt dat geloven in God gelijk staat aan geloven in een complot. ‘Een complottheorie probeert een verklaring voor de werkelijkheid te geven, gebaseerd op de overtuiging dat er meer is dan gewone mensen kunnen waarnemen’:

Achter de dingen die gebeuren zou iets groters bestaan dat onze wereld beïnvloedt en zelfs beheerst. Onze wereld is een schijnwereld, wij gewone mensen zijn slechts marionetten in de handen van grotere machten, zoals reptielen of IT-miljonairs. Een complottheorie is een onbewijsbaar geloof in een werkelijkheid die de mens en de wereld regeert.’
(De Bont)

Verschil complotdenken en Godsgeloof
T
heologen Rik Peels en Kees van der Kooi vinden dat Bonts gedachtegangen over complottheorieën ontsporen. Een complottheorie vereist volgens hen geloof in een complot, dat wil zeggen een geheime samenzwering van meerdere personen die – en dat is het tweede – kwaad willen, zoals het knechten van gewone burgers. Beide elementen vinden de theologen echter evident afwezig in de grote godsdiensten. Ze tonen het verschil tussen complotdenken en Godsgeloof:

COMPLOTDENKEN
Antisemitische Protocollen van de wijzen van Sion-theorieën, Great Reset opvattingen, QAnon, en de reptielentheorie van David Icke en tegenwoordig Thierry Baudet. Wat hebben die opgeleverd? Polarisatie, gezondheidsschade, racisme en geweld.’

GODSGELOOF
Godsgeloof heeft mensen direct geïnspireerd tot het bouwen van ziekenhuizen, het stichten van universiteiten, zorg voor de armen, weergaloze muziek, het bouwen van kathedralen en het formuleren van mensenrechten. Dat vloeide rechtstreeks voort uit het plot van hun grote verhaal.’
(Peels en Van der Kooi)

Overeenkomst complotdenken en Godsgeloof
D
e Bont lijkt wel onbekend met religie, stellen Peels en Van der Kooi. Ze vragen zich af of het een seculier vooroordeel is om alles dat anders is of denkt over één kam te scheren.

In dat geval kan De Bont wellicht het beste doen wat we zelf voorschrijven als het om complotdenken gaat: niet demoniseren maar in gesprek gaan. Zo hebben we toch nog een overeenkomst tussen complotdenken en Godsgeloof gevonden.’
(Peels en Van der Kooi)

Geen angst en haat, maar geloof, hoop en liefde
W
at critici als De Bont volledig missen, aldus de theologen, is dat Godsgeloof, in tegenstelling tot complotdenken, een repertoire biedt om je in te zetten voor een betere wereld.

Zo zegt het christendom dat onze medemens naar Gods beeld (imago Dei) gemaakt is, dat we allemaal gebrekkig zijn en verlossing nodig hebben en dat de grootste invloed in deze wereld van God komt en daarmee goed is. De grondtoon is geloof, hoop en liefde, geen angst en haat.’
(Peels en Van der Kooi)

Verbeelding van alle menselijke levenservaringen
Het ‘zalige inzicht dat de geloofsverhalen’ waarmee Herman Koetsveld is opgevoed ‘niet waar zijn omdat zij in historisch zin zo gebeurd zouden zijn – daar weten we op de keper beschouwd inderdaad maar bar weinig van’.
Maar ze zijn waar, zegt hij, omdat ze de verbeelding zijn van wat in ieders mensenleven kan gebeuren. Hier en nu dus. De ontdekking ‘de Bijbel te lezen als een groots boek, gevuld met de verbeelding van alle menselijke levenservaringen tezamen, over telkens ondervonden kracht van vertrouwen, hoop en liefde, maakt niet superieur, maar dankbaar en hoopvol’.

Het verhaal van Jezus die bij storm en in het duister van de nacht over het water tot zijn leerlingen komt, wordt losgezongen van elke ‘complotgedachte’ als begrepen wordt dat de symboliek ervan één op één verbonden is met de grote thema’s van ons leven, waarin zoveel stormt, zo veel duister is en dus zoveel angst is. En dan daarbij te weten dat de ‘zee’ het beeld is van de grondeloosheid van ons bestaan.’
(Koetsveld)

Bronnen:
* Religie is meer dan een kinderlijk geloof in een onzichtbaar opperwezen
* Geloven in God heeft veel weg van geloven in een complot
* Complotdenkers lijken niet op gelovigen: ze geloven namelijk in een samenzwering


Foto: Suzanne Tucker (Shutterstock) ‘Jongen met aluminium hoedje, ook wel autohoedje genaamd. Sommige mensen dragen hoofddeksels van aluminium om zich te beschermen tegen schadelijk geachte invloeden zoals elektromagnetische velden of telepathie’. (de Volkskrant 2016)
Cartoon: arnulf.be (Tertio)

De Bijbel in feministisch perspectief

De Bijbel is vermoedelijk uitsluitend door mannen geschreven: alleen mannen redigeerden de teksten, maten zich het gezag aan om de teksten te interpreteren, de canon samen te stellen en de kerk te institutionaliseren. Zo constateren feministisch theologen. – Mariecke van den Berg schrijft een drieluik over feministische theologie. ‘In een notendop houdt christelijke feministische theologie een engagement met het christendom in, waarbij patriarchale structuren en beelden van de traditie worden bekritiseerd en de perspectieven van vrouwen, in al hun diversiteit, centraal worden gesteld’.

Als het goddelijke mannelijk is, dan is het mannelijke goddelijk.’
(Theologe Mary Daly)

De gevolgen van die eenzijdigheid zijn groot: het spreken over God gebeurt in overwegend mannelijke termen, de helden uit de Bijbel zijn bijna allemaal mannen en de kerk werd voor het allergrootste gedeelte van de geschiedenis door uitsluitend mannen geleid. Dit ging ten koste van de perspectieven van vrouwen, vrouwelijke helden en vrouwelijk leiderschap. Feministisch theologen hebben verschillend gereageerd op deze scheve verhoudingen.’

Van den Berg schrijft over enkele feministisch theologische perspectieven, en verwijst naar de Amerikaanse filosofe en theologe Mary Daly die stelde dat het christendom niet meer te redden was.

In haar bekende boek Beyond God the Father (1973) stelt ze: ’Als het goddelijke mannelijk is, dan is het mannelijke goddelijk.’ Daly voorzag daarin geen noemenswaardige verandering. Ze verliet de rooms-katholieke kerk, maar bleef zich van buiten de traditie wel altijd kritisch verhouden tot het christendom.’

Anderen probeerden volgens Van den Berg – bijzonder hoogleraar feminisme en christendom aan de Radboud Universiteit in Nijmegen (Catharina Halkes Leerstoel) en universitair docent interreligieuze studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam – van binnenuit de traditie te veranderen.

Dat vrouwen in de Bijbel en aanverwante literatuur minder vaak aan de orde komen, wil volgens hen niet zeggen dat je kunt stellen dat ze helemaal niet meedoen of geen stem hebben. Dan doe je hen eigenlijk een tweede keer onrecht aan. De kunst is juist om teksten te bestuderen die doorgaans de leesroosters niet halen, daarbij heel voorzichtig te lezen en een antenne te ontwikkelen voor wat er niet gezegd wordt.’

Ook verwijst Van den Berg naar theologe Elisabeth Schüssler Fiorenza. Zij stelde zich een ‘ecclesia of wo/men voor, waarin men een ‘discipelschap van gelijken’ nastreeft, een bottom-up structuur van kleine gemeenschappen waarin gelovigen zeggenschap hebben over hun eigen spirituele ontwikkeling’.

Ze nam daarbij de Jezusbeweging als voorbeeld. Volgens Fiorenza kenmerkte de groep mensen die zich verzamelde rond Jezus zich door een dergelijke gelijkwaardige manier van samenleven, die teloorging toen het christendom groeide, maar die nog wel als inspiratie kan dienen voor mensen nu.’

Tijdens de derde feministische golf, die inzette in de jaren negentig, begonnen feministisch theologen zich dezelfde kritische vragen te stellen die breder in de feministische beweging aan de orde kwamen. De nadruk op het ontwikkelen van een vrouwelijk perspectief maakte plaats voor een analyse van gender als zodanig, vaak in samenhang met seksualiteit, klasse, ras/etniciteit, lichamelijke beperkingen en mogelijkheden, opleiding, burgerschap, etc.


Volgens de orthodoxe theologie is de androgyne engel Sofia een voorstelling van Christus

Er kwam erkenning voor het feit dat mensen kunnen worden achtergesteld of weggedrukt omdat zij vrouw zijn, maar evengoed omdat zij tot een seksuele minderheid behoren, vluchteling zijn, van kleur zijn, met een accent spreken, hulpmiddelen nodig hebben, of uit een arbeidersmilieu komen.’

Door verbreding in kritisch perspectief ontwikkelt feministische theologie volgens Van den Berg steeds meer connecties met (bijvoorbeeld) bevrijdingstheologie en theologie die is beïnvloed door antiracisme theorieën, postkoloniale theorie, crip-theorie, queer studies, transgender studies en mannelijkheidsstudies.

Zie: Wat is feministische theologie? (theologie.nl)

Beeld: meetyouinthefield.nl
Cartoon: Marc-Jan Janssen
Icoon: PThU: Sofia: hen of hun?‘De orthodoxe iconen van Sofia bestaan in meerdere types. In het eerste type, de ‘Novgorod’ variant, is Sofia voorgesteld als een androgyne engel, met vleugels. Deze zit ook op een stoel. Volgens de orthodoxe theologie is die engel, Sofia, een voorstelling van Christus. Wie de afbeelding ziet, denkt wellicht niet meteen aan Christus. Of toch wel?’

‘Christendom mede schuldig aan ontkenning van wie we ten diepste zijn’

Het christendom kan alleen dan relevant zijn wanneer het stopt met het dogmatisch cultiveren van gevoelens van minderwaardigheid. Wanneer het ons stimuleert niet weg te lopen van onszelf, maar voluit te aanvaarden dat wij kostbare en geliefde mensen zijn. – Theoloog Dirk van de Glind schrijft over bevrijdende humaniteit; verrijkende openheid; menselijke verantwoordelijkheid, en pleit voor universele humaniteit.

‘Vele gelovigen zijn opgegroeid met gevoelens van
onvermogen, schuld en schaamte.’
(Dirk van de Glind)

De erfenis die Jezus van Nazareth heeft nagelaten is volgens hem met vertrouwen onze humaniteit exploreren en ons dagelijks oefenen in liefde en menselijkheid die sterker zijn dan het grofste geweld, sterker dan de dood. In de collectie Universele humaniteit in Volzin verkent Van de Glind de verschillende aspecten van de stelling:

Christelijk geloven bevindt zich op een breuklijn tussen wat onherroepelijk voorbij is en wat meer dan ooit nodig is. Wil het relevant zijn voor het menselijk bestaan en wil het bijdragen aan herstel en voortbestaan van onze planeet, dan zal de focus verlegd moeten worden van aanbidding en gehoorzaamheid naar de ontwikkeling van universele humaniteit.’ 

Van de Glind moest in zijn jonge jaren uit zijn hoofd leren dat hij ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad is’. Hij ziet dat nu als een vorm van kindermishandeling.

Het trieste is dat deze in wezen uiterst negatieve en ontwrichtende visie op de mens direct voortvloeit uit het centrale leerstuk van de christelijke dogmatiek: de verlossing van zonde door het offer van Jezus Christus.’


Erich Fromm

De theoloog stelt dat gelovigen opgegroeid zijn met gevoelens van onvermogen, schuld en schaamte; de verlammende angst niet goed genoeg te zijn en het leven eigenlijk niet te verdienen. Zo constateert filosoof en psychoanalyticus Erich Fromm (1900-1980) dat Calvinisten zich in een ongezonde spagaat bevinden:

Ze zijn gerustgesteld zolang ze ervanuit gaan dat ze niet deugen en straf verdienen, maar ze gaan zich zorgen maken over hun zielenheil zodra ze positief over zichzelf beginnen te denken.’

Door al zijn ervaringen – als recalcitrante puber kwam Van de Glind bijvoorbeeld in conflict met de dominee die hem de Heidelberger Catechismus trachtte bij te brengen – kreeg hij een verwrongen gods- en mensbeeld mee. Daarbij werd het hem steeds duidelijker dat hij afscheid zou moeten nemen van het negatieve mensbeeld dat ‘in zijn grondwater was gaan zitten’. Hij schetst in zijn artikel een glashelder, maar wrang beeld over een ‘geflipte benadering van rechtvaardigheid’.

Van de Glind ontwikkelde uiteindelijk een fundamenteel andere kijk op de mens, moest ook zijn geloof fundamenteel veranderen, maar wist aanvankelijk niet hoe hij dat moest doen. En al helemaal niet hoe hij dat zou kunnen zonder het christendom vaarwel te zeggen.

Maar m’n geloof in de innerlijke goedheid van de mens groeide en daarmee ook het vermoeden dat het christendom in haar ontwikkeling een verkeerde weg was ingeslagen.’

De theoloog beweert echter niet dat de mens alléén maar goed is, maar dat onze kérn, ons diepste wezen – oneindig en niet te bevatten – uit pure goedheid en liefde bestaat, aan God zelf raakt. Maar daar kunnen we wel van vervreemden.


Dirk van de Glind

Het is dan ook geen zooitje in de wereld omdat zoveel mensen maar doen wat ze willen. Het is vaak een zooitje omdat maar weinig mensen de moed hebben voluit te doen wat ze werkelijk willen: te leven naar wat ze werkelijk zijn.’

Zie:
*
Van verlammend mensbeeld naar bevrijdende humaniteit (Volzin – UPDATE: 07112022 – inmiddels ook achter betaalmuur)
* Collectie Universele humaniteit
(Volzin – Premium: 3 artikelen achter betaalmuur)


Beeld: Volzin
Beeld Heidelberger Catechismus: deoudewijnboeken.nl
Beeld Erich Fromm: humanistischecanon.nl
Beeld Dirk van de Glind: dirkvandeglind.nl

‘Christendom is een vorm van atheïsme’

De Franse filosoof Jean-Luc Nancy vroeg zich af of, als het al waar is dat het geloof in het bestaan van God in een moderne, seculiere wereld steeds minder een rol van betekenis speelt, daarmee dan ook het christendom, en in bredere zin de monotheïstische religies, van het toneel zijn verdwenen. Nancy (1940 – 2021) groeide uit tot een van Frankrijks internationaal meest gelezen filosofen en was emeritus hoogleraar in Straatsburg. Het ‘nieuws van Gods dood’, om met Nietzsche te spreken, verkondigde Nancy al ver voordat de moderne geschiedenis haar aanvang nam. 

‘Het monotheïsme laat zich steeds meer van zijn atheïstische kant zien.’
(Jean-Luc Nancy)

Filosoof, religiewetenschapper en theoloog Laurens ten Kate stelt in Filosofie Magazine dat volgens Nancy het christendom zelf heeft bijgedragen aan het seculariseringsproces. ‘Sterker nog, het christendom komt voor Nancy neer op een vorm van atheïsme.’

De vraag of met God ook het christendom verdwenen zou zijn, is voor Nancy zo belangrijk omdat er naar zijn inzicht iets vreemds aan de hand is met die christelijke God. Iets wat zelfs zo vreemd is dat het nog maar de vraag of God wel verdwenen is uit de seculiere wereld.’

Ten Kate zegt in zijn essay dat Nancy deze vreemdheid van het christendom in zijn project van een deconstructie van het monotheïsme onderzoekt, waarbij hij vooral het christendom centraal stelt. Ten Kate gaat in op de eigenzinnige manier waarop Nancy over religie denkt, tegen de achtergrond van een schijnbaar seculiere wereld. Deconstructie is geen destructie, zegt hij.

Nancy’s project beoogt niet zozeer een deconstructie van de christelijke religie op zich, maar is een verkenning van de deconstructieve elementen die deze religie in zich draagt, elementen die ook in de andere monotheïstische religies gevonden kunnen worden.’

Nancy demonteert dus het monotheïsme en monteert dat opnieuw. Hij ontdekt dat de monotheïstische tradities ‘werelds’, profaan worden: met andere woorden, ze doen mee in de geschiedenis van de secularisering.

En die verborgen ‘montage’ is misschien, paradoxaal genoeg, juist iets wat voorbij het monotheïsme ligt, als datgene wat wij nog moeten ontdekken en doordenken: dat namelijk het monotheïsme in een proces van mondialisering is betrokken waarin het zich steeds meer van zijn atheïstische kant laat zien.’
(Nancy)


Jean-Luc Nancy

Aan de hand van de schepping en incarnatie gaat Ten Kate vervolgens in op de vraag hoe religies profaan kunnen worden.

De scheppingsleer introduceert een God die eigenlijk geen God wil zijn, maar intiem met de mens als partner wil leven in de schepping. Tegelijkertijd is de monotheïstische God een God die zich, in tegenstelling tot de mythische goden, niet meer wil bemoeien met de wereld en zich daaruit terugtrekt.’

Incarnatie komt specifiek uit de christelijke traditie omdat het over de Christusfiguur gaat: de incarnatie, dat wil zeggen de menswording.

Nancy ziet incarnatie letterlijk: als lichaam-wording, en niet alleen als menswording. Daarmee ‘atheïseert’ God zich – seculariseert hij zich, waardoor iedere vorm van ‘funderende aanwezigheid’ verdwijnt.’

De incarnatie moet niet als een vorm van representatie begrepen worden, alsof de Zoon de vertegenwoordiger van God zou zijn. God en mens vallen in de Christusfiguur volledig samen, en als God wordt God ‘niets’, nihil. 

De incarnatie is niet een beeld of verbeelding van God in menselijke vermomming, maar ze is het beeld van de ‘beeldloosheid’, ja, de afwezigheid van God. God sterft, om zo te zeggen, in de mens, om in die mens als mens weer te herleven en vervolgens als mens te sterven. Dat is de vreemde dialectiek van de dood van God, die zijn concrete, dramatische symbool krijgt in Christus’ dood aan het kruis.’


Laurens ten Kate

De dood van God in de incarnatie krijgt een onmiddellijk vervolg in de dood van de mens in wie hij zich had geïncarneerd: de dood van Christus. De incarnatie, zoals Nancy deze interpreteert, is niet een uniek historisch feit (een soort goddelijk ingrijpen in de wereld om de ‘zonden’ van de mensheid weg te wassen), maar het feit dat ‘het goddelijke in mensen een dimensie wordt van terugtrekking, van afwezigheid en zelfs van de dood’.

De dimensie van terugtrekking is als een opening – een dis-enclosure – in de rede, die de grenzen die de rede voor zichzelf stelt, openbreekt. Deze opening wijst niet naar een of andere goddelijke transcendentie die de rede van een laatste fundament zou voorzien, maar precies naar de leegte die de afwezigheid van zo’n transcendentie achterlaat. Deze opening is zelf de transcendentie.’

Nancy komt tot een nieuw perspectief op het monotheïsme als atheïsme: niet een atheïsme dat het bestaan van God ontkent, maar een ‘absentheïsme’, zoals Nancy het soms noemt, waarin de absentie in de presentie, het wonder in de wereld wordt verbeeld als verwijzing. Het verwijst naar het ontoonbare.

Zie:
* Ten geleide: Jean-Luc Nancy
(Filosofie Magazine)
* God uit het niets
(Filosofie Magazine)


Beeld: Jean-Luc Nancy, What is a theological concept?
Foto Jean-Luc Nancy: philosophieliterature.blogspot.com
Foto Laurens ten Kate: Kirsten den Boef (Universiteit voor Humanistiek)

Zondag 16 oktober DV: ‘Christendom mede schuldig aan ontkenning van wie we ten diepste zijn’

Waar is Spinoza als je hem nodig hebt?

Spinoza toonde de mens niet als een hoger wezen dan de andere op aarde, zegt historicus Tineke Bennema. Zij schrijft in de Volkskrant dat het tijd wordt dat we andere mensen, dieren, planten en stenen beschouwen als een heilige eenheid. ‘De relatie van Nederlanders met de natuur is volkomen uit het lood, het is een hysterische verhouding van uitersten, van dominantie en angst, van vernietigen en herstellen, van uitbuiten en ophemelen.’

‘De opvatting die ik heb over God en de natuur wijkt sterk af van de late christenen.
Ik beschouw God namelijk als de in de dingen wonende oorzaak van alles,
niet als een oorzaak buiten de dingen.
Alles is volgens mij in God en beweegt zich in God.’

(Spinoza)

Bennema verwijst niet alleen naar de ‘uitzonderlijke en verguisde’ Spinoza, maar ook naar het confucianisme, taoïsme en de islam die de mens eveneens zagen als een wezen niet hoger dan de andere op aarde.

De mens heeft zijn functie, net als de andere. Sterker nog, hij werd pas gelukkig als hij zichzelf ziet als niets bijzonders en alles om zich heen heel schoon vindt: andere mensen, dieren, planten, stenen, planeten, en respecteert en beschouwt als een heilige eenheid. Waarin hij zijn plaats kent.’

Het zou helpen als die gedachte weer leidend wordt, stelt Bennema. In het, soms zelfs doorgeslagen, fundamentalistisch-atheïstische Nederland roept het meteen weerstand op om religieuze zienswijzen te herintroduceren.

Maar ook voor hen kan heiligheid in de vorm van respect voor de natuur een inzicht zijn.’

Het christendom en de westerse filosofen waren vooral gericht op de cognitieve vaardigheden van de mens (‘ik denk, dus ik ben’) en hadden weinig oog voor de plaats van de mens in de natuur.

Zonder water en lucht had Descartes niet lang kunnen denken/bestaan. Ze stelden dat de natuur er was voor de mens om van te profiteren en te domineren. Dat was Gods wens zelfs. Het jodendom en christendom plaatsen eerst God boven de natuur en daarna de mens erbuiten als plaatsvervangend heerser.’

Heel anders dan in andere religies en filosofieën, waarin de mens een nederig onderdeeltje is van de aarde, van de kosmos en daarmee een goddelijke eenheid vormt.

Maar so far voor de westerse vermeende almacht van de mens: hij heeft als heerser nu een vet probleem, omdat hij heeft gefaald de aarde eronder te houden, en de planeet zal de mens laten branden in de hel. Het zou de mens moeten doen twijfelen aan zijn heerschappij.’

Zonder een herziening van de Nederlandse houding ten opzichte van de natuur kan de technologie ons als deus ex machina ook niet redden, vindt de historicus.

Er is een totaal andere, fundamentele switch nodig, een niet-materiële kijk. Te beginnen met het verwerven van kennis over de natuur, hoe systematisch en mooi elk onderdeel in elkaar steekt en een rol vervult die een andere ondersteunt. Met nieuwsgierigheid, verwondering, een portie nederigheid.’

Zie: Opinie: Het wordt tijd dat we andere mensen, dieren, planten en stenen beschouwen als een heilige eenheid (de Volkskrant, Tineke Bennema, augustus 2022)

Beeld: academieopkreta.com
Tekening: mystiekeschool.nl