De gunstige effecten van spirituele psychotherapie

Sinds Sigmund Freud religie een kleine honderd jaar geleden als ‘collectieve waan’ bestempelde, bleven artsen en wetenschappers ver weg van het spirituele. ‘Of God onze mentale gezondheidscrisis kan oplossen – dat valt nog te bezien. Maar de kansen die spiritualiteit biedt voor klinisch gunstige effecten, en de vraag van patiënten naar spirituele behandeling, zijn alvast goede redenen om erin te geloven.’ – Dit zegt David Rosmarin, klinisch psycholoog en universitair hoofddocent aan Harvard Medical School, in zijn artikel Waarom de psychiatrie Gods hulp nodig heeft, in Psyche & Brein.

In de psychiatrie is spiritualiteit lange tijd aan de kant geschoven. Toch kan aandacht voor spiritualiteit een wezenlijk verschil maken voor psychiatrische patiënten. Dat blijkt uit een experiment (‘SPIRIT’) aan het Mclean Hospital, een psychiatrisch ziekenhuis in Massachusetts.
Volgens Rosmarin verging in de VS één groep het afgelopen jaar mentaal beter dan tevoren: zij die ten minste een keer per week (virtueel of fysiek) een religieuze dienst bijwoonden.

Van hen beschreef 46 procent zijn mentale gezondheid als ‘uitstekend’, tegenover 42 procent een jaar eerder. Voormalig Congreslid Patrick Kennedy en journalist Stephen Fried schreven het al in hun boek A Common Struggle: de twee meest ondergewaardeerde behandelingen voor mentale aandoeningen zijn liefde en geloof.’

De psycholoog stelt dat omdat gezondheidszorgprofessionals alledaags spiritueel gedrag en ervaringen ten onrechte loskoppelen van wetenschap en klinische praktijk we blind blijven voor mogelijke spirituele oplossingen. Terwijl onderzoekers een verband hebben aangetoond tussen geloof en de dikte van de hersenschors, die mogelijk beschermt tegen depressie.

Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat geloven in God samenhangt met betere resultaten bij de behandeling van acuut psychiatrische patiënten. Uiteraard kun je patiënten een geloof in God niet voorschrijven. Maar patiënten die lijden, zouden in elk geval de mogelijkheid moeten krijgen om spiritualiteit in hun behandeling op te nemen.’

Door zijn onderzoek weet de psycholoog dat veel seculiere personen toch ergens in geloven. Daarom peilt hij bij al zijn patiënten hun spiritualiteit. Een patiënt vertrouwde hem toe dat ze wel in God geloofde, en dat ze bovendien geloofde dat ze op de wereld was gezet met een specifiek doel. Hij wijdde drie sessies aan die denkbeelden, en in die korte tijd vond de patiënt opnieuw meer hoop dat ze de moeilijkheden in haar leven kon overwinnen. Haar symptomen van depressie namen af.

Spirituele zorg heeft trouwens niet alleen een gunstig effect op gelovigen. Het merendeel van de patiënten die uit vrije wil de behandeling ‘SPIRIT’ volgden, had geen religieuze overtuiging. Blijkbaar gaan veel niet-gelovigen toch op zoek naar spiritualiteit, vooral in tijden van nood. Opmerkelijk is dat uit het SPIRIT-experiment bleek dat patiënten beter reageren op de behandeling wanneer die wordt gegeven door clinici zonder religieuze gezindheid…

Seculiere behandelaars zouden dus betere resultaten kunnen behalen met een spirituele interventie. Dat was een verrassende bevinding, maar het is goed nieuws, want psychiaters zijn als groep het minst religieus van alle artsen.’

Zie: Waarom de psychiatrie Gods hulp nodig heeft (Psyche & Brein, 28 oktober 2021 – Blendle)

Beeld: Gert Altmann – Pixabay

Unieke toegang tot de geest van CG Jung

Onlangs verschenen The Black Books van psycholoog en psychiater Carl Gustav Jung. Een reeks notitieboekjes met zwarte kaften, waarin Jung van 1913 tot 1932 schreef, zijn het resultaat van een zelfexperiment dat hij z’n ‘confrontatie met het onbewuste’ noemde: een engagement met zijn fantasieën, die hij in kaart bracht. Jung betitelde ze als zijn ‘zwarte boeken’. Jung-expert Sonu Shamdasani spreekt over The Black Books op 30 mei tijdens een online symposium, georganiseerd door het Jungiaans Instituut, in samenwerking met de stuurgroep Jungiania, de C.G. Jung Vereniging Nederland – IVAP, en de Vrije Universiteit Amsterdam.

Het Rode Boek putte uit materiaal dat in The Black Books was opgenomen tot 1916, maar Jung bleef er decennia lang in schrijven. The Black Books werpen licht op de uitwerking van Jungs persoonlijke kosmologie en zijn pogingen om inzichten uit zijn zelfonderzoek naar zijn leven en relaties te belichamen. 
Prachtig gepresenteerd, met een onthullend essay van Sonu Shamdasani, en zowel vertaalde als facsimile-versies van elk notitieboekje, bieden deze onmiskenbaar heilige boeken (Times Literary Supplement) een uniek portaal naar Jungs geest en de oorsprong van de analytische psychologie.’
(VU)

The Black Books (‘Notebooks of Transformation’), tot nu toe het belangrijkste ongepubliceerde werk van Jung, worden gepresenteerd in een prachtige, zevendelige dooscollectie met een essay van Shamdasani ― verlicht door een selectie van Jungs levendige visuele werken ― en zowel vertaalde als facsimile-versies van elk notitieboekje, bieden The Black Books een uniek portaal naar Jungs geest en de oorsprong van analytische psychologie.

In 1913 startte C.G. Jung een uniek zelfexperiment dat hij zijn ‘confrontatie met het onbewuste’ noemde: een verbintenis met zijn fantasieën in een wakende staat, die hij in kaart bracht in een reeks notitieboekjes die The Black Books worden genoemd . Deze intieme geschriften werpen licht op de verdere uitwerking van Jungs persoonlijke kosmologie en zijn pogingen om inzichten uit zijn zelfonderzoek naar zijn leven en persoonlijke relaties te belichamen. The Red Book putte uit materiaal opgenomen van 1913 tot 1916, maar Jung bewaarde de notitieboekjes nog vele decennia actief.’
(The Black Books)

Professor Sonu Shamdasani houdt op 30 mei een korte inleiding tot de fascinerende Black Books van Jung, ter gelegenheid van de recente publicatie van de boeken. Deze ‘intieme persoonlijke aantekeningen van Jung geven een verbluffend inzicht in zijn psyche en ontwikkeling, en zijn veel te lang verborgen gebleven voor het publieke oog’.

Sonu Shamdasani (geboren in 1962) is een in Londen gevestigde auteur, redacteur en professor aan het University College London. Zijn geschriften richten zich op Carl Gustav Jung (1875-1961) en beslaan de geschiedenis van de psychiatrie en psychologie vanaf het midden van de negentiende eeuw tot de huidige tijd. Shamdasani redigeerde voor de eerste publicatie ook een ander belangrijk werk van Jung: The Red Book, dat is gebaseerd op The Black Books.’ 
(VU)

In Het Rode Boek van Jung dat in 2019 verscheen, schreef Shamdasani een uitgebreide en heldere inleiding. Jung wordt hierin beslissend genoemd in het ontstaan van de moderne psychologie, psychotherapie en psychiatrie en een groot aantal internationale beroepsuitoefenaren in de analytische psychologie werken onder zijn naam.

De jaren, waarin ik de innerlijke voorstellingen volgde,
vormen de belangrijkste tijd van mijn leven,
waarin zich alles, wat wezenlijk was, voordeed.
Toen begon het en de latere details zijn slechts
aanvullingen en verduidelijkingen.
Mijn volledige latere werkzaamheden bestonden uit het bezig zijn
om dát verder uit te werken, wat in die jaren uit het onbewuste
was losgebroken en mij bijna had overspoeld.
Het was de oerstof voor een levenswerk.’

(C.G. Jung, 1957, in: Het Rode Boek)

The Black Books | C.G. Jung, Sonu Shamdasani | Taal: Engels | Hardcover | Slipcased Edition | oktober 2020 | 1648 pagina’s | Uitgever W W Norton & Co | € 232,99 | Vertaling Martin Liebscher, John Peck

Voor aanmelding Symposium zie:
Jungiaans InstituutZondag 30 mei 11 – 13 uur online (€ 10,-)

YOUTUBE: The Black Books by C.G. Jung

Beeld: Tree of Life door CG Jung (uit: The art of C.G. Jung)

‘Onze relatie tot God kan onbewust zijn’

derunbewustegott (1)

‘Elk mens is, eventueel onbewust, op zoek naar God: mensen hebben altijd een intentionele betrekking tot God, al kan deze relatie onbewust of verdrongen zijn, zodat we het zelf niet weten’. In De Onbewuste God stelt Victor Frankl dat ‘bij de hellenistische antieken er een altaar was toegewijd ‘aan de onbekende God’, en dat in de Psalmen gesproken wordt van de ‘verborgen God’. Wat nu met onze formulering ‘de onbewuste God’ bedoeld is, zo stelt Frankl, zou dan zijn: de verborgen betrekking van de mens tot de zijnerzijds verborgen God.’

Onze formulering ‘de onbewuste God’ wil dus niet zeggen, dat God op zich, voor zich, zich zelf – onbewust zou zijn:
veeleer wil zij zeggen dat God óns soms onbewust is, dat onze relátie tot Hem onbewust kan zijn, namelijk verdrongen en zodoende verborgen voor ons zelf.
(Uit: De Onbewuste God, hfdst. 6, 1948)


Het eigenlijke mens zijn vindt men dus pas daar, waar niet een Es de mens drijft, maar waar een Ik beslist. (Uit: De Onbewuste God, 1948, hfdst. 2, ‘Het geestelijk onbewuste’) 


De ontwikkelaar van De Derde Weense School in Psychotherapie, Frankl, heeft het – in hoofdstuk 6: Onbewuste religiositeit – over het ónbewust geestelijke waarin de existentie-analyse trachtte door te dringen, en zo in het onbewuste het geestelijke leerde zien: bij het ‘Es’ als het driftmatig onbewuste voegde zich als nieuw gegeven het geestelijk onbewuste. Jung, zo stelt Frankl, verplaatste de onbewuste religiositeit naar het ‘Es’:

Es’ is religieus in mij, – maar niet ‘Ik’ ben dan gelovig; ‘Es’ drijft mij dan naar God, – maar ‘Ik’ kies dan niet voor God. (Uit: De Onbewuste God, hfdst. 6, 1948)

Voor Frankl is Jungs zienswijze niet correct, voor Frankl geldt de individuele relatie met God, waar ‘Ik’ wel voor kiest. Hij stelt dat de existentie-analyse in een derde ontwikkelingsfase binnen het onbewust geestelijke van de mens zoiets als een onbewuste religiositeit heeft ontdekt,

‘- in de zin van een onbewust betrokken zijn op God als een in de mens schijnbaar immanente, zij het nog zo vaak latent blijvende betrekking tot het transcendente.
Terwijl derhalve door de ontdekking van het onbewust geestelijke het (geestelijke) Ik achter het (onbewuste) Es zichtbaar werd, werd door de ontdekking van de onbewuste religiositeit nog achter het immanente Ik het transcendente Gij zichtbaar.
Was derhalve gebleken, dat het Ik ‘ook onbewust’ en het onbewuste ‘ook geestelijk’ is, zo bleek nu dit geestelijk onbewuste ‘ook transcendent’ te zijn.’ (Uit: De Onbewuste God, hfdst. 6, 1948)

De onbewuste gelovigheid van de mens, die zich op deze wijze onthult, aldus Frankl, zou – mede gezien in het begrip van zijn ‘transcendent onbewuste’ – beduiden, dat wij altijd reeds onbewust op God zijn ingesteld, dat wij altijd reeds een, zij het ook onbewuste, dan toch intentionele betrekking tot God hebben. En deze God noemt Frankl ‘de onbewuste God’.

Frankl ‘waarschuwt’ voor een aantal ontsporingen op dit gebied en stelt dat het onbewuste, dat mogelijk ‘ook geestelijk’ mag blijken, en mede onbewust religiositeit in zich bergt, ‘nooit en te nimmer daarom ook zelf met de nimbus [aureool, PD] van het goddelijke omgeven mag worden.

Want dat wij altijd reeds in een onbewuste betrekking tot God staan, wil nog helemaal niet zeggen, dat God ook ‘in ons’ is, dat Hij in ons woont, ons onbewuste vervult, – dit alles zouden thesen zijn van een dilettantistische theologie.’ (Uit: De Onbewuste God, hfdst. 6, 1948)

Humaniteitvandemenselijkevrijheid

Frankl (1905 – 1997), destijds hoogleraar neurologie en psychiatrie aan de universiteit van Wenen schreef De Onbewuste God – essay over Existentiële Analyse van het geestelijk onbewuste al in 1948. Het boek is in 2004 opnieuw uitgegeven als: Humaniteit van de Menselijke Vrijheid – Spiritualiteit en Verantwoordelijkheid in Psychotherapie. De subtitel luidt: Zelfverantwoording in het Therapeutisch Proces.

De vertaling wordt nadrukkelijk een vertaling genoemd, omdat niet gestreefd zou zijn naar een wetenschappelijke vertaling en bewerking. Het zou zelfs ‘ge-ont-thelogiseerd’ zijn – en dat zou Frankl zelf ook gedaan hebben tot 1997. Daarvoor in de plaats, zo luidt de redactionele inleiding, is er ‘aansluiting gezocht bij de recente herontdekking van de spiritualiteit’. Als reden wordt het feit genoemd dat Frankl de eerste editie schreef in een van ‘Rooms-katholieke theologie’ doordrenkt Oostenrijk. Bewerker Pieter Hoekstra zegt in het voorwoord dat ‘gaandeweg de hertaling via een nagenoeg agnostische episode is overgegaan naar een nieuwe openheid’. (2004)


Van de psychoanalyse echter kan men beweren, dat zij het menselijk zijn tot Es heeft gemaakt en van het Ik ontdaan. (Uit: De onbewuste God, 1948, hfdst. 2, ‘Het geestelijk onbewuste’)


Het exemplaar van De Onbewuste God dat ik opdook uit het magazijn van de Centrale Bibliotheek Utrecht, is een uitgave van uitgeverij ‘Helmond’, uit 1956. Als ik deze vertaling (van Der Unbewusste Gott, 1948 – door mevrouw Melotte-Athmer) leg naast die van Humaniteit van de Menselijke Vrijheid – Spiritualiteit en Verantwoordelijkheid in Psychotherapie, 2004, valt op dat er geen sprake is van ‘ont-theologisering’. Het hoofdstuk Onbewuste religiositeit blijkt een vrijwel exacte kopie van de oorspronkelijke uitgave uit 1948. Van een ‘nieuwe openheid’ via een ‘nagenoeg agnostische episode’ lijkt geen sprake. Ook niet in de andere hoofdstukken.

derunbewustegott

De Onbewuste God blijft – net als de hertaling uit 2004 – de moeite waard om kennis van te nemen. In het voorwoord zegt prof. dr. Willem J. Maas (Eureka University, Wenen) dat Frankl de kracht van de menselijke geest reconstrueert, vanuit het bewuste waarnemen van, en antwoorden op, de vraag van de situatie.

Maar ook vanuit het onbewuste, waar de concrete existentiële zinmogelijkheid onmiddellijk verwijst naar de realiteit van het menselijk geestesleven. Achter ieder concreet gerealiseerde zinmogelijkheid staat de menselijke persoon, waarvan Frankl zegt: ‘In sofern der mensch Geist ist, existiert er als Person’. De individuele verwijzing naar het geestelijke verwijst niet alleen naar de essentie van het individuele persoonlijke, naar de mens- en wereldvisie achter waardig bestaan, maar ook boven zichzelf uit naar een transcendente, omvattende zin.’ (Uit: Humaniteit van de Menselijke Vrijheid – ‘Spiritualiteit en Verantwoordelijkheid in Psychotherapie, 2004)


Uit dit alles blijkt niet minder dat dat juist het ‘centrum’ van het menselijk zijn (de persoon) in de ‘diepte’ (de dieptepersoon) onbewust is: de geest is juist in zijn oorsprong onbewuste geest. (Uit: De Onbewuste God, 1948, hfdst. 2, ‘Het geestelijk onbewuste’)


Bron: De Onbewuste God | Viktor E. Frankl | Uitgeverij ‘Helmond’, Helmond| 1956 | Vertaling: Mevr. Melotte – Athmer |Oorspronkelijke titel en uitgave: ‘Der unbewusste Gott’ | 1948

Beeld: Detail cover Der unbewusste Gott – Psychotherapie und Religion – december 1992