‘God, een kracht die oproept en aandringt tot bestaan’

Essayrecensie – Theoloog Martijn Rozing schreef Bidden na de dood van God (2024). Bidden? ‘Wanneer het universum zwijgt? Wanneer wij geen antwoord meer kunnen verwachten? En de mens verantwoordelijk is voor de dood van God? God stierf geen natuurlijke dood, wij mensen vermoordden hem’. – Rozing staat met zijn verwijzing naar Nietzsche in zijn essay niet alleen. De dolle mens is sinds enige tijd trending topic bij theologen, filosofen en schrijvers. Dat is welkom, want Nietzsches ‘God is dood’ wordt vaak misverstaan.

‘Het gelaat van God toont zich doorzichtig en dient zich aan als een insisterende kracht, een kracht die oproept en aandringt tot bestaan. Een gelaat dat zowel verontrustend als ook tot leven wekkend is’

Het begint met een ervaring
Z
orgethicus en geestelijk verzorger Martijn Rozing is over het thema bidden na de dood van God begonnen met een promotieonderzoek aan het Arminius Instituut. De theoloog wil de betekenis en de waarde van het gebed, van bidden, uitdiepen. Als de proponent dat net zo gloedvol uitwerkt als dit eindessay voor het Remonstrants Seminarium, dan gaat dat zeker lukken. Recensie over Bidden na de dood van God. Het begint met een ervaring.

‘Ik ben nog niet begonnen met het gebed of ik loop er al in vast. De eenvoudige vraag roept nieuwe vragen op. Tot wie richt ik me eigenlijk? Wat is dit voor gesprek dat ik begonnen ben? Is het wel een gesprek? Maar als het dat niet is, waarom spreek ik hier dan iemand aan? Wat maakt dat ik deze woorden gebruik, alsof ik me wend tot een vertrouwd persoon, terwijl ik werkelijk niet verwacht ook maar enig antwoord te krijgen? Om nog maar te zwijgen over het feit dat ik geen voorstelling heb van die- of datgene tot wie ik me zo persoonlijk wend. Het woord God is voor mij omgeven met het grootst mogelijke ongemak en de overtuiging dat het zeker niet om een persoon gaat.’

Doordenken
B
idden na de dood van God. Een essay waarin het promotieonderzoek al gloeit. Het leest niet zomaar weg. Tussen poëtische zinnen door is het soms kijken in een ‘wazige spiegel’ van de wetenschap. ‘Vol raadselen’, zou Paulus zeggen. Maar als je die spiegel al lezend oppoetst, dan licht de essentie op. Gefascineerd lees je dan hoe Rozing denkt, niet alleen geïnspireerd door Nietzsche, maar ook door anderen die de laatste tijd in het licht staan: John D. Caputo, Charles Taylor en socioloog Hartmut Rosa.


Friedrich Nietzsche | Charles Taylor

De dolle mens
N
ietzsche neemt de persoonlijke identiteit van God radicaal serieus, zegt de proponent. En mede door andere inzichten verklaart de filosoof God dood. In De Dolle Mens wordt de dood van God aangekondigd ‘bij diegenen die al langer niet aan God geloofden’.

‘De inzet van zijn tekst is de betekenis van die ongelofelijke gebeurtenis, zoals het verlies van het geloof in een (persoonlijke) God door Nietzsche wordt genoemd, duidelijk te maken. Hij stelt dat de mens hier zelf verantwoordelijk voor is; de dood van God is geen natuurlijke dood, wij mensen hebben hem gedood.’


Hartmut Rosa | John D. Caputo

Bidden tot wie?
R
ozing richt zich tot ‘wij als vrijzinnigen’ als hij zich afvraagt of ‘wij nog wel kunnen bidden na de dood van God’. Direct in de aanhef is Caputo te vinden: ‘Religie begint en eindigt met gebed; waar gebed is, is religie; waar religie is, is gebed’. Duidelijk. De vraag rijst: Gebed voor wie? en ook: wat is bidden eigenlijk? En ‘op welke manier kan er door vrijzinnigen en andere hedendaagse religieuzen – in onze seculiere, post-theïstische tijd – nog waarachtig gebeden worden?’

Het ‘wilde’ bidden
G
eïnspireerd beschrijft de auteur twee verschijningsvormen: het ‘wilde’ bidden en het ‘gecultiveerde’ bidden. ‘Wild’ bidden past in wilde situaties waarin OMG uitgeroepen wordt, zoals bij een ‘naderend hoogtepunt’. ‘Oh, God!’. Dat gaat minder bewust dan in het ‘gecultiveerde’ gebed, zoals het bidden van het ‘Onze Vader’.

‘In beide gevallen is sprake van een diepe geraaktheid van waaruit zich een stem laat horen. We openen ons of worden geopend voor datgene in ons menselijk bestaan wat ons in positieve of negatieve zin wezenlijk raakt’.

Kernvraag onderzoek
R
ozing vraagt zich af wat we eigenlijk ‘doen’ wanneer we bidden en speelt met de aankondiging: ‘laten we bidden’. Het verandert in ‘sprake van inkeer’ en: ‘laten we inkeren’. Maar waarin, is dan weer de vraag.

‘Maar hoe kan ik hier verder denken over het gebed, wanneer ik dat traditionele Godsbeeld los heb gelaten; wanneer ik leef ‘na de dood van God’? Hiermee komen bij de kernvraag van mijn onderzoek: op welke manier is het nog mogelijk te bidden, dat wil zeggen; tot een aanspreken van God of het Heilige te komen, wanneer dat traditionele Godsbeeld is komen te vervallen?’

‘Het onvoorwaardelijke’
H
et antwoord van Caputo hierop is dat ‘het werkelijke onderwerp niet God is, maar “het onvoorwaardelijke” (“the unconditional”)’. Tegelijk ‘weigert hij afscheid te nemen van het woord God’. Voor Caputo…

…‘blijft er iets in dat woord van betekenis; iets van een gebeuren dat zich lastig in taal laat uitdrukken, maar wel vitaal is. En hierop – op het belichten van wat niet te verhelderen valt, op het beschrijven van wat niet te benoemen is – is een groot deel van zijn denken en schrijven gericht.’


Martijn Rozing

De diepte van God
D
e roep uit de diepte van God komt uit het duister, zegt de auteur. ‘Net als Nietzsche en Rosa komt Caputo met dat beeld van het donker, een leegte… Alleen is er geen sprake van een koude leegte’.

‘Het donker, met zijn richtingloosheid van het niet-weten, staat wel tegenover de mens, maar van de diepte daarvan gaat een appel uit. Het gebed dat hierop antwoordt, is niet langer alleen een gebed tot God, maar tevens tot de aarde, tot het geheel van het leven dat in haar hoedanigheid als “gebeuren”, vitaliteit en intensiteit tot ons spreekt. Het woord “God” vormt een ingang tot spreken; vanuit het aanspreken wordt aan dat gebeuren stem gegeven.’

Het begint met luisteren
R
ozing zegt te hopen dat hij laat zien wat er in het gebed gebeurt. Dat laat hij zeker zien: bidden wordt belicht van veel kanten. Op verrassende wijze. Vooral ook dat ‘het begint met luisteren en vanuit bewogenheid overgaat naar antwoorden’. Het is ‘de kern van een contemplatieve levenshouding die zijn uitdrukking krijgt in de praktijk van bidden’.

‘De in dit eindessay verkende inzichten en oriëntatie op bidden na de dood van God kunnen mij als toekomstig remonstrants predikant helpen nieuwe wegen te verkennen in concrete geleefde praktijken. Voor mij opent het een creatieve ruimte om zowel binnen liturgische settingen als pastorale contacten op nieuwe manieren vorm te geven aan intuïties, stemmen en ervaringen rond wat wezenlijk is in ons leven.’

Antwoorden
M
artijn Rozing begint met luisteren en het gaat over naar antwoorden. Of, zoals hij het zelf formuleert: ‘Vanuit een schaduwrijk niet-weten laat ik woorden opkomen om zo stem te geven aan mijn hart’.

Bronnen:
* Bidden na de dood van God, Ad Rem, Remonstrants tijdschrift, jaargang 36 nummer 2 maart 2025
* Eindessay Remonstrants Seminarium, Martijn Rozing, Utrecht, maart 2024 Bidden na de dood van God Essay over de mogelijkheid en betekenis van het vrijzinnige gebed

Beeld ‘Galaxy’: Robby de Letter
Foto’s: Martijn Rozing: Remonstranten | Friedrich Nietzsche (in 1869): en.wikipedia.org | Charles Talor: thejesuitpost 2021 | Hartmut Rosa: Universiteit Erfurt | John D. Caputo: Syracuse University

Verdieping:
Gefascineerd door het gebed en het fenomeen bidden is Rozing op 1 februari 2025 begonnen met zijn promotieonderzoek aan het Armenius Instituut in samenwerking met Johan Roeland (Universitair Hoofddocent aan de VU en aan het Remonstrants Seminarium). Zo hoopt de promovendus de betekenis en de waarde ervan voor vrijzinnigen verder te kunnen belichten.

Marcel Sarot: pleidooi voor een post-post-theïstisch geloof

joke

Het post-theïsme voorbij? Hoogleraar Fundamentele Theologie en decaan van de universiteit Tilburg, Marcel Sarot, vraagt zich af of er nog wel christelijk geloof mogelijk is aan gene zijde van het theïsme. Hij doet dat in zijn artikel ‘Een mooie gedachte, maar veel te weinig’? – Kritische aantekeningen bij post-theïsme. Hierin legt hij de meetlat langs het post-theïsme en vraagt zich af of het recht doet aan het christelijk geloof in een handelende God. Uiteindelijk pleit Sarot voor een post-post-theïsme.

Als Sarot zich in het post-theïsme verdiept, stuit hij direct op een probleem. Hij zet dat uiteen met een tekst van theoloog en godsdienstfilosoof Taede Smedes.

Post-theïsme is niet [een] georganiseerde stroming; het duidt niet op een alternatief theologisch systeem. Post-theïsme is slechts een parapluterm voor een veelheid aan theologische benaderingen die zich impliciet of expliciet afzetten tegen het theïsme. Maar dat roept ook problemen op, want is theïsme niet net zo’n pluraal in te vullen term?’

Sarot vindt dat, juist vanwege het feit dat het post-theïsme niet op zichzelf staat maar een reactie is op een dwaling in de hedendaagse theologie, het onwijs zou zijn om het al te radicaal af te wijzen. Hij pleit voor een erkenning van het gelijk van het post-theïsme: wij hebben de inwoning van God in deze werkelijkheid veronachtzaamd. Maar bij Sarot heeft het theïsme niet afgedaan:

En ik pleit voor de ontwikkeling van een theologie die zowel recht doet aan Gods immanentie als aan Gods transcendentie. Wij verkeren daarbij in de gelukkige omstandigheid dat ook in de natuurwetenschap het beeld van de werkelijkheid als een gesloten causaal systeem niet langer dominant is, en dat in die zin de intellectuele plausibiliteit van de inwoning van God sterk is toegenomen. Als men het theïsme als these zou willen zien en het post-theïsme als antithese, dan pleit ik dus voor een synthese, een post-post-theïsme.’

Sarot komt tot die conclusie nadat hij stelt dat de transcendente en de immanente God, wezenlijk bij elkaar horen. God is voor hem niet alleen buiten ons, maar ook in ons, God werkt niet alleen buiten de werkelijkheid, maar ook daarin. Voor hem horen de immanente en de transcendente God wezenlijk bij elkaar. De transcendentie is te veel beklemtoond, waarop als reactie die van de nieuwe spirituelen kwam, die alleen nog maar ruimte bieden voor de God-in-ons en niet meer voor God-buiten-ons. En over het post-theïsme stelt hij dat daarin zelfs transcendentie nog immanent wordt gedacht.

Zie: Een mooie gedachte, maar veel te weinig. Kritische kanttekeningen bij post-theïsme (academia.eu) Hierop gaat Sarot in op bovenstaande. Het transcendente en het immanente komen uitgebreid aan de orde.

Cartoon: bizarrocomic.blogspot.com

Post-theïsme, het Nieuwe Geloof?

cartoon-hoe-belangrijk-is-geloof

Volgens theoloog en godsdienstfilosoof Taede Smedes stevent Nederland af op een postchristelijke samenleving met een post-theïstisch geloof. Hij trekt die conclusie na het lezen van het boek God in Nederland 1966-2015. Maar wat in hemelsnaam is post-theïstisch geloven? In zijn boek God, iets of niets? duidt hij deze manier van geloven aan als een veelvormige manier van denken die het theïsme achter zich heeft gelaten, maar geen afscheid van religie wil nemen.

Het post-theïsme laat in ieder geval orthodox denken achter zich, want post-theïsten willen voorkomen dat hun denken verstart, dat ze nieuwe denkconstructies en systemen ontwerpen die nieuwe ‘sterke structuren’ vormen waarin ze gevangen raken.

Post-theïsten zijn iconoclasten die ook hun eigen ideeën voortdurend moeten kapot gooien (‘deconstrueren’ om met Derrida te spreken). Ze spelen met taal, springen van beeld naar beeld, laten zich niet vangen in posities en formuleringen, ideeën krioelen als mieren en vervloeien in een voort stromende beek waarin zich af en toe een onderliggende orde lijkt te vormen om vervolgens weer tot louter beweging te vervloeien.’ (Uit: God, iets of niets?)

Smedes zegt het post-theïsme niet als een soort alternatief voor theïsme te beschrijven, zoals religiejournalist Koert van der Velde in een reactie op zijn boek veronderstelt, en zeker geen ‘best alternatief’. In God, iets of niets? zet Smedes ‘slechts’ al het geloof en ongeloof helder op een rijtje. Als lezer kan je je eigen conclusies trekken uit de vele overzichtelijke en boeiende informatie die hij biedt. Smedes spreekt van een ‘spanningsvolle dynamiek, een voortdurend heen en weer pendelen tussen geloof en ongeloof’. Het is

‘…het achterlaten van een klassiek, personalistisch theïsme waarin God los van de wereld staat, om ruimte te bieden aan de leegte die ervoor in de plaats is gekomen. Een leegte die niet als een gemis of een isolement wordt ervaren, maar juist als een uitnodigende, heilvolle en mystieke ruimte.’ (Uit: God, iets of niets?)

De stellige overtuiging dat God bestaat, die in het theïsme pontificaal overeind staat, zo zegt Smedes, is bij post-theïsme vervangen door een opvatting van geloof als een tastend zoeken, met daarbij de acceptatie van twijfel. Een religiositeit die ‘na het theïsme’ komt, een religiositeit die ontstaat op het moment dat afscheid is genomen van de theïstisch voorgestelde God.

Een van de elementen van post-theïsme is dat het ook nadenkt over de vraag wat het spreken over God vandaag de dag nog betekent en hoe we überhaupt nog over God kunnen spreken, nu het theïsme als centrale leidraad voor het nadenken over God is weggevallen. Bij post-theïsme is niets meer duidelijk en vanzelfsprekend.’ (Uit: God, iets of niets?)

Smedes verwijst onder meer naar de protestantse post-theïstische theoloog Rick Benjamins, die schrijft dat een post-theïstische theologie ‘opnieuw vorm en uitdrukking probeert te geven aan het heilige en transcendente, nadat het idee van een transcendent goddelijk wezen, dat los van de wereld bestaat, is verdwenen’. Een van de kwesties die post-theïsme aan de orde stelt, aldus Smedes, is precies de vraag wat vandaag onder het heilige en het transcendente verstaan kan worden.

Post-theïsten brengen het heilige en transcendentie juist nadrukkelijk in verband met spreken over God. Het post-theïsme kent dus een moment van betrokkenheid, van commitment aan het spreken over God dat als waardevol ervaren wordt.’ (Uit: God, iets of niets?)

Dat klinkt mij wel even tegenstrijdig in de oren, immers het transcendent goddelijk wezen is toch verdwenen? Maar blijkbaar weerhoudt dat post-theïsten niet van spreken over God: dat wordt als waardevol ervaren, zo begrijp ik. Een religiositeit die ‘na het theïsme’ komt, een religiositeit die ontstaat op het moment dat afscheid is genomen van de theïstisch voorgestelde God. Smedes, in ieder geval, zegt post-theïsme eerst en vooral te hebben beschreven als een project en niet als een afgebakende theologische positie.

Post-theïsme is dus zowel het theïsme als het atheïsme voorbij. Post-theïsme wordt zo tot een invulling van een post-seculiere levensbeschouwing, een levensbeschouwing die voorbij het dualisme van geloof en ongeloof gaat.’

Het post-theïsme heeft het theïsme achter zich gelaten. Het cultureel dominante beeld van een bovennatuurlijke, persoonlijke God die door middel van wonderen met ieder van ons communiceert, heeft plaatsgemaakt voor een pluraliteit aan godsbeelden en spreekwijzen, die gemeenschappelijk hebben dat ze een zoekend karakter hebben. ‘Zoeken’ en ‘twijfel’ krijgen veel ruimte bij post-theïsten.’ (Uit: God, iets of niets?)

God, iets of niets? – De postseculiere maatschappij tussen GELOOF en ONGELOOF | Taede Smedes | ISBN: 9789462983137 | Verschijningsdatum: 12-09-2016 | Paperback | 312 pagina’s | Ook verkrijgbaar als: eBook (PDF)eBook (ePub)

Cartoon:
kerkvooreennieuwegeneratie.wordpress.com

Update 12 03 2024 (lay-out)