‘Terugkeer naar het geloof de beste optie’

Trots-op-je-geloof

Atheïsten slaan alarm: het verval van het christendom begint de maatschappij ernstig schade toe te brengen. Dit zegt auteur Jonathon Van Maren in zijn artikel bij Didoc. ‘In een echt seculiere samenleving, waarin mannen en vrouwen hun leven leiden onder een lege hemel en eerder verwachten gerecycleerd te worden dan te verrijzen, is er geen consistente morele basis om het goede van het slechte te onderscheiden.’ ‘Christelijk atheïst’ Douglas Murray vindt die gedachte bekoorlijk, maar is sceptisch. Sam Harris, een van de ‘ruiters van de Apocalyps’* hoopt dat een dergelijke samenleving mogelijk is.


* De opkomst van het nieuwe atheïsme is voor een groot deel te danken aan vier belangrijke denkers: evolutiebioloog Richard Dawkins, hoogleraar filosofie Daniel Dennett, neurowetenschapper en filosoof Sam Harris en journalist en literair criticus Christopher Hitchens. Samen worden ze ook wel ‘The Four Horsemen’ genoemd, naar de vier ruiters van de Apocalyps. Alleen kondigen zij niet het einde van de wereld aan, maar het einde van religie. (Uit: The Four Horsemen)


The Four Horsemen hanteert de gemeenschappelijke stelling dat godsdienst een plaag is, een irrationeel virus dat mensen van jongs af aan indoctrineert om in sprookjes en bijgeloof te geloven, hen inprent dat wetenschap en vooruitgang maar gevaarlijk zijn, en hun vermogen fnuikt om zelf kritisch na te denken over moraliteit.


Is een maatschappij gebaseerd op de waarden van de Verlichting
mogelijk zonder het christendom?


Murray vindt het atheïstisch project een hopeloze zaak. Hij gelooft, aldus Van Maren, dat als de seculiere capaciteit niet in staat is om een ethiek uit te werken over fundamentele vraagstukken zoals de heiligheid van het leven, zij moet erkennen dat terugkeer naar het geloof de beste optie is die zich aanbiedt.

Hij liet opmerken dat de mogelijkheid zeer reëel is dat onze moderne opvatting over de rechten van de mens, gebaseerd als zij is op een joods-christelijke grondslag, nog maar amper gedurende enkele jaren het christendom kan overleven. Afgesneden van haar bron kan onze opvatting over de rechten van de mens uitdrogen en een zeer snelle dood sterven, waarbij ze ons laat tasten naar onze weg in de ondoordringbaar dikke duisternis.’

Zonder de christelijke fundamenten van onze samenleving, zo stelt Van Maren, dringt zich opnieuw op te beslissen wat goed en slecht is en, zoals onze huidige culturele conflicten illustreren, zal onze beschaving zichzelf vernietigen alvorens hierover een consensus te bereiken.

Veel optimistische atheïsten dachten tot voor kort dat eens God onttroond en verbannen was we eindelijk als volwassenen zouden kunnen leven en ons utopisch plan navolgen om een maatschappij te vestigen gebaseerd op het geloof in onszelf.’

Volgens van Maren waarschuwde Dawkins in 2018 dat de ‘weldoende christelijke godsdienst’ vervangen zou kunnen worden door iets minder weldoend, en dat we misschien een stap achteruit moesten zetten om te onderzoeken wat er zou kunnen gebeuren als de aanhangers van evangelische secularisatie erin slaagden het christendom te vernietigen of te bannen. Dawkins gaat verder in de discussie van deze ideeën in zijn laatste boek Outgrowing God. Het lijkt voor Dawkins ongelukkig genoeg plausibel dat, wanneer iemand oprecht gelooft dat God kijkt naar al zijn handelingen, hij meer kans heeft om goed te zijn.

Ik moet zeggen dat ik die gedachte haat. Ik wil geloven dat de mens beter dan dat is. Ik houd ervan te geloven dat ik eerlijk ben los van het feit of men al of niet naar mij kijkt.’ Terwijl voor Dawkins die vaststelling geen afdoende reden is om in God te geloven realiseert hij zich nu dat de stelling van het bestaan van God werkelijk de maatschappij ten goede komt. Hij geeft bijvoorbeeld toe dat dit ‘de criminele activiteit meteen zou doen zakken’.

De bekering van Dawkins tot het geloof dat het christendom goed is— en misschien zelfs noodzakelijk — voor het harmonisch functioneren van de westerse beschaving doet Van Maren versteld staan. Dawkins is volgens de auteur een van de meest onverdraagzame fundamentalisten van het secularisme geweest, een man die geloofde dat men ouders het recht moest weigeren hun geloof door te geven en dat de regering actief de zijde van de atheïsten moest kiezen ten koste van de gelovigen.

In enkele jaren tijd verandert zijn betoog. Hij schijnt erkend te hebben dat men niet kan rekenen op het feit dat mensen automatisch goed zouden zijn en handelen in de geest van harmonie en solidariteit die hij en zijn aanhangers, Nieuwe Atheïsten, koesteren.’

Bronnen o.a.:

* Atheïsten slaan alarm: het verval van het christendom begint de maatschappij ernstig schade toe te brengen. (Didoc papers)

* Vier atheïstische ‘ruiters van de non-apocalyps’ (VanGodenEnMensen)

Beeld: sestra.nl

‘Een zwijgende God is onvoorstelbaar’

geloven_vandaag.xl

De auteur van Geloven vandaag?, theoloog Manuel Cabello (Universiteit van Navarra), gaat rechtstreeks de confrontatie aan met de vraag wat we over Jezus kunnen zeggen als we ons uitsluitend beperken tot de historische feiten. Hij doet dat, samen met andere vragen, in dialoog met filosofen als Blaise Pascal, John Henry Newman, Joseph Ratzinger en een groot aantal intellectuelen afkomstig uit verschillende disciplines. Cabello wordt in Didoc geïnterviewd door Jacques Leirens.

De vraag over het bestaan van God behoort strikt genomen niet tot de apologetiek, maar tot de filosofie, met name tot de tak van de filosofie die klassiek ‘natuurlijke godsleer’ wordt genoemd, ook nog, ‘theodicee’. Veel denkers hebben al altijd beweerd dat de filosofie het bestaan van God kan bewijzen. Denk maar aan de beroemde ‘vijf wegen’ of het ‘ontologisch argument’.’

Cabello concludeert dat het niet onredelijk is te geloven in het bestaan van een wezen dat aan de oorsprong van het universum ligt. Leirens vraagt zich af of Cabello kan vertellen hoe hij tot de volgende stap van de apologetiek komt: dat God tot ons heeft gesproken, meer nog, dat hij op de aarde is ‘afgezakt’ in de persoon van Jezus Christus. De theoloog zegt hierop dat hij zich nooit een zwijgende God heeft kunnen voorstellen.

Als we tot de conclusie komen dat er een alwetend en almachtig wezen is, dat aan de oorsprong van het universum ligt, en dus ook van ons leven, dan vind ik het niet onredelijk het volgende te beweren: als dit wezen er zo veel belang aan hecht dat wij bestaan, dan is het zeer goed mogelijk dat het ons ook iets gezegd heeft over wat hij van ons verwacht.’

Elke redelijke persoon zou volgens Cabello dan moeten besluiten dat het uiterst interessant zou zijn te weten te komen wat die God ons te vertellen heeft, want het is zeker oneindig veel belangrijker dan al wat Aristoteles, Kant of Einstein hebben kunnen zeggen. Hij vindt het onthutsend vast te stellen dat men hiervoor vaak geen redelijkheid kan opbrengen.

Kritisch en grondig de mogelijkheid onderzoeken van een God die tot ons spreekt, lijkt me redelijker dan mijn kritische geest bij voorkeur te gebruiken om alle mogelijke aanwijzingen van een goddelijke boodschap a priori belachelijk te maken of te proberen weg te moffelen. Dit laatste lijkt me niet verstandig.’

Leirens vindt het nog niet aangetoond dat God zelf ons zijn boodschap heeft overgebracht, door toedoen van Jezus van Nazareth, zoals christenen geloven. Cabello beaamt dat niet te bewijzen is dat Jezus van Nazareth, zoals we Hem door de evangelies kennen, ons Gods eigen woord is komen verkondigen, en nog minder, dat hij God zelf is.

We kunnen wel historische argumenten aanvoeren, zoals de apologetiek al 20 eeuwen doet, om te ‘tonen’ (dus niet ‘aantonen’) dat deze bewering verre van rationeel ongegrond is. Dat is wat ik in het tweede hoofdstuk van mijn boek heb willen doen.’

De interviewer lijkt het mysterie van Jezus Christus van enorm belang, zo mogelijk nog meer voor de christenen van deze tijden dan voor die van de eerste tijden en vraagt aan Cabello of hij ons eerst kan zeggen of we met zekerheid kunnen zeggen dat Jezus van Nazareth werkelijk geleefd heeft.

In de mate dat de geschiedkunde van toen in staat is zekere feiten over te brengen, kunnen we daar bevestigend op antwoorden: Jezus van Nazareth is een historische figuur, die in Palestina heeft geleefd toen Pontius Pilatus daar prefect was; hij werd gekruisigd, is gestorven en zijn leerlingen beweerden dat hij verrezen is. Dit zijn feiten die ook door Joodse en Romeinse historische bronnen worden vermeld. Er zijn ook talrijke andere woorden en daden van Jezus door de evangelies en andere boeken van het Nieuwe Testament overgeleverd en die we met vrij grote zekerheid kunnen bevestigen.’

Cabello voegt eraan toe dat als we niet twijfelen aan het bestaan van Seneca of Vergilius of andere figuren van de vroege oudheid, zoals Homerus of Socrates, hij niet inziet waarom men het bestaan van Jezus in twijfel zou trekken, tenzij omwille van antichristelijke vooroordelen.

Leirens vraagt hem naar de goddelijkheid van Jezus Christus, daar het hem moeilijker lijkt om zich hier met puur rationele argumenten over uit te spreken. Cabello stelt dat we op dit punt we alleen mogen uitgaan van christelijke bronnen, met name het Nieuwe Testament en vooral de vier evangelies. Hij zegt dat hier het bekende probleem rijst van de historische betrouwbaarheid van deze bronnen.

De betrouwbaarheid van de christelijke bronnen werd al in de oudheid betwist, bijvoorbeeld door Celsus. Origenes heeft zijn kritiek vrij goed gecounterd. Op een meer systematische manier, maar eerst nog in beperkte mate, begon men in de protestantse wereld van de 18de eeuw vraagtekens te zetten bij die bronnen, met name door het werk van Hermann Samuel Reimarus, postuum uitgegeven door Gotthold Lessing.’

geloven_vandaag.xl (1)
C
abello krijgt de vraag voorgelegd welke het voornaamste argument is dat ons toelaat om aan te nemen dat Jezus God is. De voornaamste reden is volgens Cabello de samenloop van twee feiten: het feit dat Jezus uitdrukkelijk zijn goddelijkheid heeft geclaimd en het feit dat zijn opstanding zijn claim heeft bevestigd.

‘(Let wel, ik antwoord op uw vraag, ik wil dus zeker niet zeggen dat dit argument op zich de kracht bezit om het geloof op te wekken, maar gewoon dat het volgens mij een sterk argument is dat de weg naar het geloof kan voorbereiden.)’

De auteur van Geloven vandaag? wil er nog aan toevoegen dat het bestaan van de Kerk ook een sterk argument is dat pleit voor de geloofwaardigheid van de verrijzenis.

Het krachtig ontluiken van de Kerk ‘op het lijk’ van een mislukte pseudo-messias is in mijn ogen ondenkbaar.’

In de 19de eeuw brak het zogenaamde liberale protestantisme door, vervolgt Cabello, en zegt dat het met een vreemdsoortige ijver de betrouwbaarheid van de evangelies heeft proberen te ondermijnen en hierbij een aantal katholieke theologen in hun kielzog heeft meegesleept, onder meer theoloog Alfred Loisy, die aan de oorsprong van de modernistische beweging staat.

Sedertdien heeft het onderzoek van de Bijbel wel veel vooruitgang geboekt. Je kunt zelfs zeggen dat de historische betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament er sterker uitgekomen is.’

In dit verband vindt Cabello het boek over Jezus van Joseph Ratzinger of Benedictus XVI van groot belang.

Want het is een praktische demonstratie van het feit dat het redelijk is de goddelijkheid van Jezus Christus te affirmeren uitgaande van het Nieuwe Testament, met name uitgaande van die teksten die ook door het grootste deel van de critici geaccepteerd worden.’

Geloven vandaag? – Christendom en moderne rede | Manuel Cabello | 2017 | Uitgeverij De Boog | ISBN 9789062570645 | 224 pagina’s | Paperback | € 13.50 | E-book € 8.80Leesproef |

Zie: Een apologie voor de apologetiek

‘De empirische wetenschap evolueert tot intellectuele gevangenis’

theflathearthsociety,org
In het artikel God en wetenschap stelt Philipe Dalleur dat de empirische wetenschap opbotst tegen de metafysische muren van haar kennen: de mysteries van het zijn, van zijn ontologische samenstelling en van de diepe oorsprong van zijn wetten.

Sommige wetenschappers breken hun hoofd over de vorming van ons universum door zich af te vragen: kan men wetenschappelijk analyseren wat er gedurende de Big Bang gebeurd is, of voor deze gebeurtenis, en zelfs hopen daarin zingeving te vinden tenminste indien de tijd zelf een zin had? Kan men een wetenschappelijke betekenis geven aan een schepping, spontaan of niet, vanuit het niets, of aan een eeuwige wereld zonder oorsprong? Men vindt hier het duizelingwekkend probleem van het zijn.’

De Italiaanse prof. Dalleur zegt dit in een onlangs gestarte tiendelige serie bij het Belgische Didoc, onder de naam De hedendaagse wereld begrijpen. In deel drie bespreekt hij de crisis van de metafysica en de theologie; een nieuw begrip van wetenschap; de ‘exacte’ wetenschap en metafysica, en God en de wetenschap. Er volgen nog zeven delen.

De crisis van de metafysica en de theologie
De metafysica, stelt hij, gaat over al wat bestaat, en dus ook over God, zijn bestaan en zijn natuur. Voor de theologie, aldus de doctor in de Toegepaste Wetenschappen en in de Filosofie, zal het cruciaal zijn de betrouwbaarheid van haar bronnen te bewijzen, zoals de geschiedkundige wetenschappen dat doen.

De moderne theologie moet een uiterst nauwkeurige en systematische methode volgen voor haar onderzoek naar God en naar wat Hem betreft. Zij moet ook gebaseerd zijn op de Openbaring, op de religieuze ervaring van de mens en van de culturen, en op de meest betrouwbare conclusies van de filosofie.’

Een nieuw begrip van wetenschap
Hierin stelt Dalleur dat de moderne wetenschap zich bezighoudt met veranderingen op materieel gebied, niet met de schepping uit het niets in de eigenlijke betekenis. Iedere secundaire oorzaak heeft noodzakelijkerwijs een eerste oorzaak van metafysische, ontologische aard. Hij stelt dat het afwijzen van deze meta-empirische grondslag – verwijzend naar David Hume – leidt naar een gesloten scepticisme dat het metafysisch verklaren van de bestaansreden van de dingen uitsluit.

Er bestaan zogenaamde humane en historische wetenschappen, niet direct exact want de ervaring is er onrechtstreeks (getuigenissen, overblijfselen, documenten) of niet reproduceerbaar. En zij zijn min of meer ongeschikt voor de uiterst strikte wiskunde. De theologie kan aanspraak maken op een gelijkaardig wetenschappelijk statuut, verschillend van dat van de exacte wetenschappen. Een wiskundige formulering of een wetenschappelijk experiment — in de moderne empirische zin, te vergelijken met de wet van de zwaartekracht — van God en van zijn handelen is onmogelijk.’

‘Exacte’ wetenschappen en metafysica
Elke poging, zo vindt Philipe Dalleur (foto: ditattica.pusc.it), om de kennis van God en van zijn handelen te herleiden tot mechanische oorzaken – wat Creation Science en Intelligent Design doen – lijkt gedoemd te mislukken. De empirische wetenschap evolueert volgens hem in een soort intellectuele gevangenis, opbotsend tegen de metafysische muren van haar kennen: de mysteries van het zijn, van zijn ontologische samenstelling en van de diepe oorsprong van zijn wetten.

PhotoWebIn feite is het universum van de kennis open, onbegrensd zoals de Copernicaanse wereld en niet eindig zoals die van Ptolemeüs. Maar de begrippen oneindigheid, eeuwigheid en almacht vallen buiten het experimenteel bereik, zodat hun gebruik door de moderne wetenschap eigenlijk niet wetenschappelijk maar metafysisch gegrond is. Sommige hedendaagse wetenschappers overschrijden de metafysische drempel, die ze weigerden te overschrijden, om in meta-empirische speculaties te vervallen. Hun wetenschap wordt zoals een religie met haar geloof en haar dogma’s.’ 

God en de wetenschap
O
ns begrip van God is volgens Dalleur een meta-empirische projectie waar geen woorden voor te vinden zijn eerder dan onuitsprekelijk, meer gekend door analogie, eminentie en ontkenning dan door bevestiging: On-eindig, Al-machtig, Absolute goedheid,… Volgens hem waren de belangrijkste wetenschappelijke denkers bekende gelovigen: hun wetenschap was verenigbaar met hun geloof. Dit veranderde vanaf het einde van de 18e eeuw toen zich kritische stemmen verhieven, eerst tegen het christendom en dan tegen het geloof in een persoonlijke God.

De moderne wetenschap heeft ook aanwijzingen gevonden voor compatibiliteit tussen haar theorieën en een machtige intelligente Schepper: de entropie die universeel lijkt, het begin van ons universum dat berekend werd op 13,7 miljard jaar geleden, verrassende coïncidenties in zijn constanten en zijn wetten, de onherleidbaarheid van het menselijk intelligent bewustzijn, enz. Het gaat niet om mathematische bewijzen voor de schepping door God, maar om betekenisvolle aanwijzingen, vooral in een context die vijandig staat tegenover het geloof.’

Ten slotte stelt Dalleur dat de mens een bijzonder wezen is met karakteristieken die niet reduceerbaar zijn tot de materie: bovennatuurlijke (meta-natuurlijke) verlangens en spirituele eigenschappen. En ook dat de anti-theologische invloed ook zeer zichtbaar is in de reflecties die zich baseren op minder exacte wetenschappelijke theorieën, zoals evolutie en de neurowetenschappen.

De verenigbaarheid tussen de moderne wetenschap en het geloof vindt men niet in de exacte wetenschappen, maar in de metafysische aard van de realiteit die door deze wetenschappen geanalyseerd wordt. In de actuele discussies over God en de wetenschap is er een wederopbloei van de interesse voor de theologie van de natuur. Dat heeft soms geleid tot spectaculaire bekeringen, zoals die van de militante atheïst Anthony Flew. Laat ons hopen dat de discussie serener en meer opbouwend mag zijn dan in het verleden het geval was.’

Zie: De hedendaagse wereld begrijpen (3/10) (Didoc)

Illustr: theflathearthsociety.org – Een afbeelding van een houtgravure die te zien is in Camille Flammarions L’atmosphere Meterologie Populaire (1888) – in de legende van een missionaris uit de Middeleeuwen die vertelt dat hij het punt vond waar de hemel en de aarde raakte. Digitaal gerestaureerd en gekleurd.