Plausibel theodicee van het oordeelsvermogen

kwaad

Een theodicee is een argumentatie waarin de gelovige het bestaan van een almachtige en algoede god verdedigt ondanks al het kwaad en lijden in de wereld. Er zijn verschillende theodicee’s, onder meer die van Leibniz; van de vrije wil; van de compassie, maar nu ook van het oordeelsvermogen. Die wordt dialogisch uitgewerkt door docent filosofie Jan-Auke Riemersma, in zijn blog Soepschildpadden en atheïsten (tweegesprek). ‘Ons oordeelsvermogen maakt ons tot mens, maar maakt ons ook ontvankelijk voor het lijden.’

Riemersma begint het discours met de standaardklacht van atheïsten dat een theodicee immoreel is en opgevat wordt als een poging om het leed van onschuldige mensen goed te praten uit naam van God.

Deze klacht is niet ongegrond. Ik ben lang bezig geweest om een theodicee te construeren die niet ontvankelijk is voor deze kritiek.’

Dit is de filosofiedocent gelukt. De dialoog zou niet misstaan op het toneel, of in de kerk, als welkome afwisseling van de preek. Iedereen zou rechtop in de kerkbanken gaan zitten. Het drama vindt plaats tussen een atheïst (P) en een theïst (H), waarin de filosoof laat zien dat deze theodicee – of zogenaamde ‘verdediging’ – niet immoreel is.

P: God heeft de wereld gemaakt. De wereld is niet vrij van lijden. Aangezien God alles kan, heeft hij een reden gehad om mensen te laten lijden. Welke reden dit ook is, wie mensen laat lijden is niet betrouwbaar en zeker niet moreel. Zo iemand is een schurk. Ik begrijp niet dat je tot zo’n … ding!… wilt bidden…

H: Maar waarom is het immoreel om mensen te laten lijden?

P: Waarom dat immoreel is? Is dat een serieuze vraag? 

H: …ja, ik ben ernstig. Ik neem je niet in de maling.

P: Wel, dat is immoreel omdat… het immoreel is! Het is eenvoudigweg, op de meest duidelijke wijze, immoreel! Het is een kwaad op zich! Daar hoef je menselijkerwijs niet eens over te twisten! Hier, kijk eens naar deze foto! Zie je hoe dit kind lijdt? Laat deze foto eens op je inwerken! De pijn die dit kind moet doorstaan. Wie doet zoiets vreselijks aan een teer mensenkind? Dan moet je een sadist zijn. Kijk dan!’

Zo begint de atheïst de tweespraak. Het voert te ver om dat hier volledig weer te geven, daarvoor kan je het beste naar de site Wider Útsjoch van de docent gaan. Maar het gesprek is zo interessant en plausibel dat dit het lezen waard is.

Op zeker moment vraagt de theïst of de atheïst alleen een wereld wil waar goede en waardevolle dingen die we nu hebben wél blijven behouden. Natuurlijk, want hij wil een soort tuin van Epicurus, maar dan op bovennatuurlijke wijze. Hij wil in ieder geval niet leven in een wereld waar al die goede dingen er niet zijn. De theïst vraagt dan of de ander liever volstrekt ongevoelig wil zijn.

H: In dat geval zouden het leed en het onrecht niet hebben bestaan. In die wereld is er wel pijn en we gaan ook dood, maar dat zijn dan geen zaken waar we een oordeel over hebben. (…) In een dergelijke toestand zou je verlost zijn van het zinloze lijden. Ook onrechtvaardigheid en armoede zouden je niet plagen. Je wereld zou bestaan uit een reeks niet becommentarieerde ervaringen, waar je niet gelukkig of ongelukkig van wordt. (…) Een redelijk mens kan niet volhouden dat hij het lijden ondragelijk vindt, terwijl hij toch liever zijn oordeelsvermogen en zijn waarden behoudt. ’

Verderop vraagt de theïst wat de atheïst zou kiezen. Dít intelligente, waardenrijke bestaan, of het absolute niets, of de stompzinnige waarde(n)loze wereld van de soepschildpad? De atheïst roept vertwijfeld uit hoe de ander hem kan vragen of hij zijn leven of zijn meest fundamentele waarden wil opgeven. Anders is hij niet eens een mens!

H: Het enige wat we er, op een fatsoenlijke manier, van kunnen zeggen is dat God ons zou hebben moeten veranderen in ‘n soepschildpad of dat hij onze geboorte zou hebben moeten verhinderen. Een enkeling zal dat willen, maar ik denk dat de meeste mensen, precies zoals jij, liever mens willen zijn en deze keus van de hand wijzen. Wel, wat kun je God dan verwijten?’

De theïst zegt tegen de atheïst dat deze God juist veroordeeld omdat hij waarde hecht aan zijn menselijk oordeelsvermogen en dat hij zonder dat vermogen eenvoudigweg geen mens kan zijn en zijn leven niet waardevol of zinvol. En verwijt de atheïst dat deze zegt dat zijn oordeelsvermogen niet belangrijk is. Hij zegt immers dat God alles kan en ons dus het lijden had moeten besparen.

H: Je kunt niet enerzijds over een oordeelsvermogen beschikken en anderzijds zeggen dat je liever verlost was van dat oordeelsvermogen. (…) Kijk maar: ’t oordeelsvermogen maakt ons tot mens en maakt dat wij gevoelig zijn voor recht en lijden. Nou, als je niet wilt lijden – als het lijden ondraaglijk is – moet je het ook zonder oordeelsvermogen doen.’

Riemersma besluit het discours met de woorden dat ons oordeelsvermogen ons tot mens maakt, maar ook ontvankelijk voor het lijden.

Het is niet anders. Zijn we redelijk als we uit deze gang van zaken afleiden dat God moreel zwak is? Ik zou eerder zeggen dat het andersom is: als God bestaat, en als we dankzij ons oordeelsvermogen het idee ‘God’ kunnen bevatten, dan is ons leven tenminste niet fataal. Terwijl het bestaan wel fataal is als God niet bestaat. Voor mij is dat voldoende reden om te denken dat God goed is.’

Zie: Soepschildpadden en atheïsten (tweegesprek)

Foto: eo.nl

UPDATE 12 12 2016:  Jan Riemersma wijzigt intussen de tekst van zijn ‘theodicee’…(!) Schreef hij eerst:
‘Ik ben lang bezig geweest om een theodicee te construeren die niet ontvankelijk is voor deze kritiek,’
hetgeen de indruk wekt dat hij een theodicee heeft geschreven die hij onderschrijft, heeft hij het nu – zonder nadere aankondiging van update of zo, herschreven tot:
‘Het is moeilijk om een verdediging op te stellen die niet ontvankelijk is voor deze kritiek.’
– Ja, dan was ik in mijn blog ook voorzichtiger geweest, al sta ik nog steeds achter zijn denkwijze.
Een beetje flauw van Riemersma, wellicht onder druk van de kritische discussie die zich ontvouwt op Facebook?