‘De zin van het leven is geen belangrijke vraag’

bertrandrussellenludwigwittgensteindoorEdwardSorel

Volgens filosoof Ludwig Wittgenstein is het een misverstand om naar de zin van het leven te vragen. Als een van de belangrijkste filosofen uit de twintigste eeuw zou hij zeggen: ‘Je doet nu net alsof je een belangrijke vraag stelt, maar dat is helemaal geen belangrijke vraag. Een belangrijke vraag is hoe oorlogen ontstaan, bijvoorbeeld.’ Elze Riemer onderzoekt van twaalf ‘denkers van nu’ de vragen: ‘Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen?’ Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Riemer legt haar oor te luisteren bij twaalf kenners. Een ervan is Ludwig Wittgenstein (1889 – 1951). Over hem is zij in gesprek met Bert Keizer.


Bert Keizer: ‘Er mankeert niks aan taal, totdat mensen gaan filosoferen; dan gaan ze allerlei rare dingen zeggen. Wittgenstein verschaft ons een nieuwe helderheid, niet als het gaat om het begrijpen van de wereld, maar wel als het gaat om de aard van ons onbegrip. Helderheid dus als het gaat om de vraag: ‘Wat kan ik weten?’ Dat is waar filosofie voor mij om draait, niet om de vraag: ‘Wat moet ik doen?’


Hij wordt gelukkig van Wittgensteins filosofie, Keizer, zoals hij vrolijk wordt van de muziek van de Beatles. Het is voor hem een intrinsieke vreugde, zoals andere kunstvormen dat ook zijn. Hij is enthousiast over Wittgenstein, maar niet enthousiast over wat mensen denken dat het effect van filosofie is.

Dat je op een of andere manier te rade kan gaan bij filosofie, om er iets uit te putten voor de invulling van je dag. Onzin. Je zegt toch ook niet na afloop van een concert: wat moet ik hier verder mee vandaag? De vreugde zat in het luisteren.’

Bij Wittgenstein zit de vreugde in het denken, vindt Keizer. Hij vindt hem een van de leukste filosofen om te lezen, omdat het een heerlijk avontuur is.

Als je hem leest, valt er een hele hoop van je af. Het is niet dat je er veel bijleert, er valt vooral heel veel van je af. Hij is steeds bezig om onze betovering door taal, onze misverstanden over taal, te doorbreken.’

Volgens Riemer leek Wittgenstein zelf niet al te veel lol in het leven te hebben: Hij was een getormenteerde man die moeizaam door het leven ging. Keizer antwoordt hierop dat hieruit blijkt dat filosofie niks met levenskunst heeft te maken.

Als arts kom ik veel levenskunst tegen, maar dat krijg je niet door een cursus filosofie te volgen.(…) Wittgenstein heeft een talent voor filosofie, niet voor het leven. Daar ging alles steeds fout.’

De wat-isvraag is de standaard filosofische vraag, zegt Keizer. ‘Wat is liefde, de zin van het leven, waarheid et cetera. Het is de verleiding van de filosoof om zich helemaal op de beantwoording van zo’n vraag te storten, om zo de ander te verlichten met ‘de kern van de zaak’.

Wittgenstein is de eerste filosoof die bewust van deze methodiek afwijkt. (…) Taal is het hele leven. Taal is geloven, weifelen, vragen, bevelen, hopen, wanhopen enzovoort. En nu komt het revolutionaire van zijn filosofie: aan al die bezigheden ligt niet iets wezenlijks of universeels ten grondslag, niet iets wat ons overstijgt.’

Wittgenstein wil niet dat we onszelf dingen wijsmaken over bepaalde zogenaamde ‘diepere’ zaken, zo vertelt Keizer, zoals de zin van het leven, bijvoorbeeld.

De zin van een hamer, een stoplicht – dát zijn zaken waar we over kunnen praten. Het is een misverstand om naar de zin van het leven te vragen.’

Wat zou Wittgenstein antwoorden als ik vroeg: bestaat God?’ vraagt Riemer, waarop Keizer antwoordt dat hij dan zou zeggen: ‘niet in de zin waarin de tafel en de stoel bestaan, maar wel in de zin waarin Hamlet bestaat, en Goofy en Donald Duck: dáár hoort God thuis. Je moet uitdrukkingsvormen uit de ene situatie niet meenemen naar een andere situatie, dan raak je in de war’.

Religie zit vol met mededelingen, zoals: Jezus is de zoon van God, Jezus is opgestaan uit de dood. Wittgenstein zegt dat als je dat letterlijk gaat nemen je meteen in de problemen zit. Gesprekken over religie in termen van feitelijkheden zijn volstrekt zinloos. Het is zoals Gerard Reve het zegt: ‘Godsdienst is tegen elke interpretatie bestand, behalve de letterlijke’.’


‘Er bestaan stellig onuitsprekelijke zaken.
Dit toont zich, het is het mystieke.’
(Wittgenstein)



Zie:
‘Er mankeert niets aan taal, totdat mensen gaan filosoferen’

Beeld: Edward Sorel – Bertrand Russell en Ludwig Wittgenstein – inkt en waterverf op papier (artsy.net)

Spreken en denken: geen evolutionair toeval


Publicist Mark van de Voorde zegt geen creationist te zijn. Creationisme is volgens hem dubbeldom door het feit dat het de vindingen van de wetenschap tegenspreekt en door het feit dat het de beeldtaal van de Bijbel niet begrijpt. Maar, zo zegt hij ook, taal en bijgevolg denken zijn een kwantumsprong in de schepping die niet zonder meer door de traagzame sprongen van de evolutie te verklaren valt.

Van de Voorde verwijst naar Een evolutionair hoofdpijndossier van Rik Smits, in de e-krant van de Belgische Standaard, waarin hij afgelopen vrijdag schreef:

‘Het staat immers als een paal boven water dat taal een biologische eigenschap is, maar deze meest menselijke van alle kenmerken spot tegelijkertijd met de wetten van de natuurlijke selectie, de hoeksteen van Darwins evolutieleer.’ 

Adaptatie en mutatie
Wetenschapsjournalist en taalkundige Smits is van mening dat het niet te verklaren is door de darwinistische eigenschappen van adaptatie en mutatie dat de mens kan spreken en de andere wezens op aarde niet. Hij eindigt zijn artikel door te stellen dat iets dat uit zoveel, ieder voor zich uiterst complexe onderdelen bestaat als taal, niet in één klap ontstaat: dat is voor hem net zo ondenkbaar als dat door het leeggooien van een doos lego zomaar een model van de kathedraal van Chartres ontstaat.

‘Het moet stukje bij beetje zijn gegaan, waarbij elke nieuw onderdeeltje zijn eigen onmiddellijke evolutionaire voordeel had – denk bijvoorbeeld aan vaardigheden als zang, ritmegevoel, subtielere mimiek, speciale vormen van geheugen en een snelle rekeneenheid die zich ontwikkeld heeft voor een typisch menselijke vaardigheid als gericht gooien. Pas achteraf, en vermoedelijk veel korter geleden dan vaak wordt aangenomen, moeten die onderdelen zo innig zijn gaan samenwerken, dat onbedoeld iets geheel nieuws ontstond. Het verschijnsel dat wij nu taal noemen.’

Natuurlijke selectie
Van de Voorde stelt op Rorate (24-11-2012) dat Charles Darwin zich trouwens nooit gewaagd heeft aan de vraag hoe het taalvermogen van de mens is ontstaan. Dat is volgens Smits (foto: Rik Smits), in De Standaard, maar goed ook want taal lijkt zich aan de wetten van de natuurlijke selectie te onttrekken. Taalvermogen wordt pas echt operationeel als anderen er ook over beschikken, en dat is iets waar Darwins natuurlijke selectie geen raad mee weet, aldus Smits.
Van de Voorde vervolgt:

‘Taal is een wonder dat van de mens het enige wezen maakt dat kan denken over de wereld en de zin van het bestaan. (…)Taal en bijgevolg denken (of omgekeerd: denken en bijgevolg spreken) zijn een kwantumsprong in de schepping die niet zonder meer door de traagzame sprongen van de evolutie te verklaren valt.’

Levensadem
Van de Voorde stelt dat het tweede scheppingsverhaal, een gedicht, vertelt dat God de levensadem in de neus van de mens blies.

‘Als wij God Liefde en Wijsheid noemen, dan mag ik die levensadem de dubbele capaciteit van taal en denken noemen, want zonder taal geen liefde en zonder denken geen wijsheid. “In het begin was het Woord,” schrijft Johannes. God gaf de mens de kracht van het woord, zodoende de geest van scheppend schouwen.’  

Scheppingsverhaal
De publicist zegt vervolgens dat wie woorden heeft de dingen benoemen kan en ze een nieuwe betekenis geven. Dat is wat volgens hem het tweede scheppingsverhaal ons voorhoudt: God brengt er alle dieren bij de mens ‘om te zien hoe hij ze noemen zou: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten’.

‘Via welke biologische wegen de taal is ontstaan, ontgaat mijn bevoegdheid en is ook geen vraag voor het geloof. Maar de taalcapaciteit van de mens is een kwantumsprong ten overstaan van de evolutie. Spreken en denken zijn ons niet als evolutionair toeval ten deel gevallen. Godzijdank.’

Mark Van de Voorde
(foto: Rorate)

Onafhankelijk publicist en gewezen raadgever van de Belgische politici Herman Van Rompuy, Yves Leterme en van Steven Vanackere.
Columnist bij Rorate.

Zie: Taal, geen evolutionair toeval

en: Een evolutionair hoofdpijndossier (Rik Smits)

Illustr: De Standaard