‘De mens is slechts een geëvolueerde aap’

De opvatting dat de mens centraal staat, blijkt diep geworteld in het christendom, stelt ‘Jonge Denker’ Liselot Fetter. Het werd een belangrijke basis van het westerse denken. Volgens de Bijbel heeft God eerst de mens en daarna alle andere dieren geschapen, waarbij de mens een superieur wezen is. Het is voor Fetter duidelijk dat we natuur nodig hebben, maar zij vraagt zich af wat de wenselijke verhouding is tussen mens en natuur. ‘De moderne mens is een wezen dat gedreven wordt door economisch gewin en materialisme’.

Descartes
F
etter schreef het essay Kom uit je bubbel in iFilosofie, het tijdschrift van de Internationale School voor Wijsbegeerte. Zij stelt dat de mens zichzelf centraal zet sinds Descartes’ Cogito ergo sum: mijn bewustzijn, het subject, staat tegenover al het andere, het object. Oftewel, ik sta als individu tegenover de rest van de wereld: een antropocentrische benadering, waarbij de natuur in dienst staat van de mens. De opvatting dat de mens centraal staat, blijkt dus ook diep geworteld in het christendom, dat een belangrijke basis is van het westerse denken.

De natuur staat volgens de Bijbel in dienst van de mens. Dankzij de evolutietheorie zijn we inmiddels tot het inzicht gekomen dat de mens slechts een geëvolueerde aap is. Bovendien bestond de aarde al miljoenen jaren voordat de mens zijn intrede deed. We zijn slechts een hoofdstuk in een dik boek. Toch maken we ons nog steeds schuldig aan het subject-objectdenken van Descartes, waarin de mens centraal staat.’

Een hoog ecologisch prijskaartje
D
e antropocentrische benadering is de oorzaak van ons huidige consumptiegedrag, zegt Fetter. De moderne mens is een wezen dat gedreven wordt door economisch gewin en materialisme. Bruno Latour noemt dit consumptiegedrag transactionalisme. Als voorbeeld neemt Fetter een shirtje van 5 euro, dat een koopje lijkt, maar waar  een hoog ecologisch prijskaartje aanhangt.

Wanneer je in rekening neemt dat voor de productie van één shirtje 2700 liter water is verbruikt, chemicaliën onnodig in het milieu zijn gedumpt en mensenrechten worden geschonden, zou je het shirtje dan nog steeds kopen?’


Liselot Fetter, een van de Jonge Denkers des Vaderlands 2020

Transactionalisme
Met je gezonde verstand kun je bedenken dat dit een slechte deal is, concludeert de Jonge Denker, en toch blijven we met z’n allen meer kleding kopen.

Op dit moment heeft transactionalisme ertoe geleid dat we in de grootste ecologische crisis ooit terecht zijn gekomen, die de mens met uitsterven bedreigt. De longen van de aarde staan in brand. Het zeeniveau stijgt. Koraalriffen gaan dood. Oogsten mislukken door toenemende droogte. Het aantal natuurrampen neemt toe. Kortom, de aarde is niet langer een stabiele woonplaats voor de mens.’

Ecocentrische benadering noodzakelijk
Fetter ziet in de toekomst door bewustwording wel een omslag plaatsvinden. Onze antropocentrische denkwijze moet omvergegooid worden. Een ecocentrische benadering is noodzakelijk: hierbij wordt ervan uitgegaan dat de natuur onafhankelijk van de mens bestaat en dus een intrinsieke waarde heeft. We zien onszelf niet als onderdeel van de natuur, aldus Fetter. Toch moeten we de aarde weer gaan zien als een systeem waar we als mensen deel van uitmaken. Als mensheid staan we voor een grote uitdaging, namelijk het behouden van de natuur, zodat de aarde voor volgende generaties nog bewoonbaar is.

‘Klimaatverandering kent geen grenzen. In de toekomst zal de klimaatcrisis in de geschiedenisboeken staan als de grootste crisis die de mensheid ooit gekend heeft, met dit moment als keerpunt. Er zal met afschuw worden gekeken naar ons niet handelen. Het versterkte broeikaseffect is al een decennium lang bekend. Toch staat het bestrijden van klimaatverandering nog steeds niet overal op de agenda.’

Zie: De Jonge Denkers – iFilosofie 56, Kom uit je bubbel – ‘We zitten in een bubbel die ons beschermt tegen de onvoorspelbaarheid van de natuur. Dus: kom uit je bubbel!’ (Liselot Fetter, een van de zeven Jonge Denkers des Vaderlands 2020, Gymnasium Haganum, Den Haag)

Beeld: Lothar Dieterich (Pixabay)

Foto: Liselot Fetter (Gymnasium Haganum )

Het gaat om de zin ín het leven

Waar was je toen de zinloosheid van het bestaan bij jou toesloeg? Gebeurde dat boven je derde magnetronmaaltijd van die week terwijl je peinsde over de smaak en de gezondheidseffecten van ketchup? – Zo begint Een prachtig leven van de Finse filosoof Frank Martela. Van hem moeten we ons niet afvragen wat de zin is ván het leven, maar wat de zin is ín het leven. Martela is behalve filosoof ook onderzoeker in de psychologie, gespecialiseerd in de vraag naar de zin van het leven. ‘Als menselijke wezens hunkeren we naar een leven dat ertoe doet, dat waardevol is en dat betekenis heeft.’

Ik wil je helpen een zinvoller bestaan te leiden. Na een decennium van onderzoek in de filosofie, psychologie en geschiedenis van zingeving staat voor mij één ding vast: vaststellen wat het leven zin geeft is gemakkelijker dan je denkt. Sterker nog, waarschijnlijk bezit je leven een overvloed aan zin, zodra je jezelf toestaat die te zien en te ervaren.’
(Uit: Een prachtig leven)

In Een prachtig leven maak je kennis met veel grote denkers en filosofen die de nietigheid van het bestaan onder ogen zagen en ten slotte met een hernieuwd gevoel van zinvolheid het leven omarmden.

Soms storten de decors in elkaar en blijft er niets van over. Opstaan, tram, vier uur op kantoor of in de fabriek, eten, tram, eten, tram, vier uur werken, eten, slapen en maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdag in hetzelfde ritme – een weg die de meeste tijd gemakkelijk te volgen is. Maar op zekere dag rijst de vraag naar het ‘waarom’ en begint alles in deze door verwondering gekleurde verveling.’
(Albert Camus, uit De mythe van Sisyphus, geciteerd in Een prachtig leven)

In het artikel Een psychologisch antwoord op een filosofische vraag schrijft student filosofie en journalistiek Lenna Bartens bij iFilosofie een recensie over Een prachtig leven. Hierin onderzoekt Martela, inwoner van het gelukkigste land ter wereld volgens World Happiness Report, de herkomst van de vraag: ‘Wat is de zin van het leven’ en geeft daar tevens een antwoord op.

De waarden die Martela uiteindelijk via de psychologie aandraagt als leidraad voor een zinvoller bestaan klinken, zoals hij zelf aangeeft ‘… misschien niet revolutionair, maar daarin ligt precies hun kracht’.
(Lenna Bartens)

De geschiedenis vertelt, zegt Martela, het verhaal van een lange rij denkers – van Lev Tolstoj en Thomas Carlyle tot Simone de Beauvoir en Søren Kierkegaard tot Alan W. Watts – die allen concludeerden…

‘…dat je alleen door de absurditeit van het leven onder ogen te zien en de nietigheid van het bestaan te omarmen de bevrijding kunt vinden die uiteindelijk een meer duurzame betekenis aan je leven verschaft.’
(Uit: Een prachtig leven)

Martela legt uit waarom mensen eigenlijk zoeken naar zingeving en hij onderzoekt de historische dwaling die aanleiding heeft gegeven tot onze moderne existentiële vertwijfeling. En…

‘…het boek biedt je gemakkelijk toepasbare wegen die je naar een zinvoller bestaan leiden. Sommige van de inzichten zullen je wellicht vreemd toeschijnen, andere voor de hand liggend en weer andere heb je misschien al volledig omarmd. Hoe dan ook, samen beogen ze je een solide en stabiel fundament te bieden waarop jij een vervullend, levensbevestigend en zinvoller bestaan kunt bouwen.’
(Uit: Een prachtig leven)

Een prachtig leven – hoe vind je zin in je bestaan? | Frank Martela | ISBN: 9789026347641 | Ambo / Anthos | Pagina’s: 208 | Publicatiedatum: 27-07-2020 | € 18,99 |
‘Martela heeft een prettige schrijfstijl. Hij is humoristisch en beschrijft filosofische ideeën op een toegankelijke manier. Hij geeft bijvoorbeeld voorbeelden uit de psychologie die filosofische concepten concretiseren. Ook maakt hij gebruik van verwijzingen naar films en literatuur om filosofische ideeën te illustreren.’ (Lenna Bartens)
Frank Martela is verbonden aan Aalto University in Helsinki maar doceerde ook aan Stanford en Harvard. Artikelen van zijn hand verschenen onder meer in Scientific American Mind, Salon en Quartz.


Zie: Een psychologisch antwoord op een filosofische vraag (iFilosofie)

‘Zonder beweging geen nieuw denken’

Veluwe29062020

Neuropsycholoog Erik Scherder zou dat Friedrich Nietzsche zo nazeggen als hij op het filosofenpad met hem mee zou wandelen. Scherder is ervan overtuigd dat wandelen goed is voor het brein. Nietzsche ook, en dan vooral voor het denken. Niet alleen bìnnen filosoferen, maar denkend eropuit trekken. Je brein moet je fit houden om goed te kunnen denken, beter denken zelfs. Nieuw denken ontwikkelen. Scherder houdt dus de hersenen fit, Nietzsche haalt daar dan nieuwe ideeën uit. De ISVW wandelde mee onder ‘de rode plu van Nietzsche’.

Dringend advies
D
e ISVW organiseert sinds 2016 zomerse wandelweken, onder meer op landgoed Den Treek, en ging ook aan de wandel met Nietzsche. Een verslag vol gedachten is dan ook een vreugde om te lezen in nummer 51 van iFilosofie. Wandelen is meer dan een luchtje scheppen in de pauze van een filosofiecursus.

Nietzsche geeft het dringende advies geen ideeën aan te nemen die niet zijn ontstaan ​​door een vrije beweging in de open lucht en waarin niet de spieren doorklinken.’

De auteur van het artikel Onder de rode plu van Nietzsche, filosoof Eric Brinckmann, verwijst naar hem als Nietzsche zegt dat het buiten, in zijn boeken, ‘beleefbaar’ moet zijn. Dat lukt alleen maar, stelt Nietzsche, omdat de taal met de wandelaar de ledematen strekt, ze vrij, beweeglijk en elastisch wordt. De mens die zichzelf centraal stelt in plaats van de aarde, scheidt zich af, zet de aarde op afstand, exploiteert haar overmatig en raakt er zo steeds verder van verwijderd.

Het wandelen zelf beschouwt hij [Nietzsche] als een manier om aansluiting te houden bij het natuurlijke levensproces, om te aarden: om de overweldigende vitaliteit van het leven buiten te laten resoneren met de rijke expressie van binnen. Expressie in jezelf dus. De moderne levensstijl houdt de mens ervan af, stelt de mens centraal in plaats van de aarde. Ze stelt hem boven de natuur en ontaardt hem daardoor van datgene waar hij een onlosmakelijk onderdeel van is.’

Overweldigende vitaliteit
Z
o’n 95% van ons leven brengen we door in binnenruimtes, zegt de auteur, zodanig dat we er niet eens meer bij stil staan dat we nauwelijks buiten komen.

Volgens Nietzsche is de moderne wereld daarom uit het ritme van het leven geraakt en tot decadentie vervallen, van het Latijnse decadere, wegvallen, in dit geval naar een lager niveau. In Nietzsches termen: van de overweldigende vitaliteit die het buiten te bieden heeft naar een vegetatieve toestand. We hebben het dierlijke in ons, dat buiten rijpt, begrijpt en absorbeert, gedood of gekooid.

Al wandelend fantaseert en citeert Brinckmann Nietzsche die zich naar hem omdraait en zegt dat hij moet ophouden zichzelf zo’n fantastisch ego te voelen!

Iedereen! Leer stap voor stap het vermeende individu van je af te werpen! Hoe? Boven mijn en dijn uit! Kosmisch gewaarworden!’

‘De laag van Usselo’
N
ietzsche lijkt niet alleen met zijn voeten op aarde te wandelen – zo lees ik dit bijzondere wandelverslag – maar is ook met zijn hoofd bij de kosmos. De auteur weet niet of hij die kosmische gewaarwording helemaal begrijpt, maar vindt wel een aanknopingspunt op een plek in Usselo in Twente waar ooit zand werd gewonnen. Tijdens het graven kwamen er resten van een bos uit het Allerød te voorschijn, aldus de auteur, een warme fase na de laatste ijstijd die plotsklaps weer in een koude periode verviel. Een zwart laagje in het zandpakket is er te zien, op de donkere streep in de steilrand langs het water: verkoold materiaal, resten van bosbranden die 12.000 jaar geleden over grote delen van het noordelijk halfrond woedden.


Nog enkele invloedrijke wandelende denkers: Heraclitus, Zhuang Zi, Cusanus, Dionysius de Kartuizer, Hobbes – met een inktpot aan zijn wandelstok – Rousseau, Goethe, Emerson, Thoreau, Wittgenstein en Heidegger. (ISVW)


In dat laagje is een verhoogde concentratie van het scheikundig element iridium aangetroffen, een aanwijzing dat het weleens om een komeetinslag kan gaan: er zou ooit een kosmische ramp hebben plaatsgevonden die ‘de laag van Usselo’ deed ontstaan. Twee jaar geleden werd dat bevestigd: toen vonden geologen een enorme krater onder de Hiawatha-gletsjer in Groenland die, zoals het zich nu laat aanzien, precies 12.000 jaar oud is.

Kosmisch gewaarworden, in de kracht en de proportie van een komeet die op aarde inslaat, dat is een sterk beeld! Vernietiging en terugveren, na de brand de kou en daarna weer het leven. Dit geweld accepteren betekent geen vage versmelting met ‘het Al’ of dat soort gepraat, maar dat je zonder twijfel voeling krijgt met het immense dat je omvat.’ 

Zie:
Onder de rode plu van Nietzsche (Eric Brinckmann, iFilosofie)

Beeld: PD, 29062020

De gevolgen van de leugen voor de menselijke vrijheid

Waarheid Gianni Crestani Pixabay

‘Niet het verspreiden van onjuiste informatie op zichzelf is het grootste probleem, maar de malafide intenties waarmee dat gepaard gaat,’ zegt de Pools-Belgische filosoof Alicja Gescinska in haar essay Kinderen van Apate over leugens en waarachtigheid. Juist in deze tijden vindt De Maand van de Filosofie het belangrijk om waarheid te onderscheiden van leugens. Volgens iFilosofie geeft Gescinska de aanzet tot een herwaardering van waarachtigheid, waaraan onze samenleving en de politiek dringend behoefte hebben.

Revolteren tegen de verlokkingen van de leugen
Niet zozeer de onwaarheid van beweringen is het probleem, als wel hun leugenachtigheid’. iFilosofie publiceerde een deel van haar essay.

Toen Pandora haar beruchte doos opende en de godin Apate ontsnapte, kwamen de misleiding en het bedrog in de wereld, zo vertelt de Griekse mythe. En Apate is nog steeds onder ons: we zijn allemaal haar nazaten, stelt Gescinska in dit essay. Maar we kunnen wel opstandige kinderen zijn betoogt ze, en revolteren tegen de verlokkingen van de leugen. Nooit was dat zo nodig als nu, in dit tijdperk van ‘post-truth’, alternatieve feiten en nepnieuws.’ (Uitgeverij Lemniscaat)

Waarachtig tegenover jezelf blijven
T
egenover een moreel corrupt regime is eerlijk zijn niet zelden zelf moreel verwerpelijk, stelt Gescinska. En om waarachtig tegenover jezelf te kunnen blijven, is het soms nodig om een onwaarachtige houding tegenover anderen aan te nemen.

Een belangrijk criterium om de kwaliteit van een samenleving of een regime aan af te meten is de mate waarin oprechtheid en authenticiteit – de innerlijke en de uiterlijke waarachtigheid – met elkaar harmoniseren dan wel botsen. In een slechte samenleving en onder een slecht regime moet men een leugenachtig masker opzetten, wanneer men eerlijk tegenover zichzelf wil blijven.’ (Uit: Kinderen van Apate)

Participeren in de leugen
G
escinska verwijst naar Poolse filmmaker Krzysztof Zanussi die haar vertelde over de eerste jaren van communistisch Polen waar hij, net als de andere kinderen uit zijn klas, opgevoed werd met een dubbele moraal: er waren dingen die in de klas gezegd moesten worden en voor waar gepresenteerd moesten worden, ook al wist men heel goed dat zij onwaar waren.

En er waren waarheden die voorbehouden bleven voor de huiselijke sfeer. Wat Zanussi’s ouders hem vertelden – en dat was toen heel gebruikelijk – was dit: leer je op school iets over biologie of fysica, dan mag je je leerkrachten vertrouwen. Leer je iets over geschiedenis, economie of politiek – kom dan bij ons maar eens navragen hoe het werkelijk zit. Het zorgde voor absurde taferelen waarbij kinderen op school boodschappen over geschiedenis en communisme declameerden waarvan ze thuis hadden vernomen dat ze onzinnig waren. Maar ze moesten meedoen met het spel, anders zouden sancties volgen. Participeren in de leugen was, met andere woorden, noodzakelijk voor het behoud van de kwaliteit van het leven, en soms voor het levensbehoud zelf.’ (Uit: Kinderen van Apate)

KinderenvanApate

Gevolgen van de leugen voor de menselijke vrijheid
M
en kan zich veel situaties voorstellen waarbij het verkondigen van een leugen geen morele verwerping verdient, meent Gescinska.

Toch is de teneur in verschillende ethische overtuigingen en theorieën dat liegen een kwalijk karakter heeft en leugenachtigheid van een kwalijk karakter getuigt. En dat heeft veel, zo niet alles, te maken met de gevolgen van de leugen voor de menselijke vrijheid.’ (Uit: Kinderen van Apate)

Vaak tegenstrijdige visies op vrijheid
W
illen we de morele problematiek van liegen begrijpen en het morele en maatschappelijke belang van waarachtigheid ten volle vatten, zegt Gescinska, dan is het van het grootste belang om de relatie tussen leugen en verdrukking, tussen waarachtigheid en vrijheid onder de loep te nemen. Daartoe is niet enkel een beter begrip van liegen noodzakelijk.

Door de eeuwen heen hebben filosofen talloze, vaak tegenstrijdige visies op vrijheid ontwikkeld. Voor de gelovige geldt vaak dat ware vrijheid in een godsvruchtig leven ligt. Voor de atheïst geldt veeleer het tegendeel. De gelovige vindt zijn vrijheid in religie. Maar voor een atheïst, zoals Ludwig Feuerbach, moeten we vrij zijn van religie om vrij te kunnen zijn als mens. Voor de communist is het kapitalisme een onderdrukkend regime. Wie onder het communisme geleefd heeft, weet wat een onderdrukkend regime werkelijk is. Hoe moeten we vrijheid begrijpen, wanneer er zoveel verschillende betekenissen aan worden gegeven, maar ook een goed begrip van vrijheid.’ (Uit: Kinderen van Apate)

Kinderen van Apate | Alicja Gescinska | ISBN: 9789047712442 | Prijs: € 4,95 | Essay van de Maand van de Filosofie | juni 2020

Zie: Voorpublicatie, over leugens en waarachtigheid (iFilosofie)

Beeld: Gianni Crestani (Pixabay) ‘De Mond der Waarheid’ is een marmeren schijf, te vinden in Rome, uit de oudheid met een reliëf snijwerk dat een gezicht voorstelt. Volgens een legende sluit de mond zich als een leugenaar zijn hand er in steekt. De massieve marmeren schijf weegt zo’n 1300 kilogram en beeldt waarschijnlijk het gezicht uit van de zeegod Oceanus. De ogen, neusvleugels en mond zijn open.

Filosofie voor verveelde tienjarige betwetertjes

Becky

‘Had ik op tienjarige leeftijd Becky kunnen lezen, dan had ik misschien een interesse in filosofie opgevat, wat een uitkomst kan zijn voor verveelde tienjarige betwetertjes.’ Becky is Becky Breinstein en van school gestuurd vanwege het feit dat ze besmet is met het vragenvirus. Te slim voor school, want met haar vragen schopt ze tegen een aantal heilige huisjes van haar school en dorp en daarom wordt ze uiteindelijk van school gestuurd. Filosoof Marthe Kerkwijk las De gifbeker van Socrates. ‘Waarom is Plato niet gewoon gemeengoed in groep 6?’

Zojuist heb ik deel een, De gifbeker van Socrates, in een ruk uitgelezen. Gedurende het eerste hoofdstuk doorstond ik al vijf lachbuien. Ik vreesde daarom even dat ik voor het einde in mijn koffie zou stikken, maar hier ben ik, levend en wel.’

Dat brengt mij bij mijn eerste punt van aanbeveling: de tekeningen. Er is een blobvis. Er is een horzel met het hoofd van Socrates. Ik kan het niet uitleggen. Je moet het zien. Het is hilarisch. De tekeningen zijn eenvoudig: enkele penstreken, niet eens bijzonder stijlvast, maar in hun eenvoud droogkomisch en doeltreffend.’

Als tiener las Kerkwijk De wereld van Sofie en dat droeg bij aan het feit dat zij nu filosoof is. Zij groeide op met Annie M.G. Schmidt, Astrid Lindgren, Paul Biegel en later Tonke Dragt. Dat vindt zij jeugdliteratuur die je filosofisch kunt noemen omdat ze de jonge lezers ertoe bewegen vragen te stellen en kritisch te kijken naar de wereld waar volwassenen hen mee opzadelen.

De wereld van Sofie deed dat ook, en deed tevens iets anders: het boek liet mij kennismaken met de fascinerende geschiedenis van de filosofie.’

Met behulp van Plato’s grot duiden de schrijvers, journalist en kunstenaar Marc van Dijken kunstenaar Sander ter Steege, soepel de actuele maatschappij voor tienjarigen. Kerkwijk vindt dat een prestatie, vandaar haar verzuchting Plato gewoon gemeengoed te maken in groep 6.

Ik had daar zelf in groep zes wel oren naar gehad. Toen ik tien was, was ik, net als Becky, besmet met het vragenvirus. Had ik op tienjarige leeftijd Becky kunnen lezen, dan had ik misschien een interesse in filosofie opgevat, wat een uitkomst kan zijn voor verveelde tienjarige betwetertjes.’

Kerkwijk vindt het verhaal spannend, prikkelend en grappig genoeg om het tot het eind toe met plezier te lezen.

Ik laat me graag aan het lijntje houden en verleiden tot aanschaf van de volgende delen, ondanks het feit dat ik heus wel in de gaten heb dat Marc van Dijk en Sander ter Steege gewiekste sofisten zijn die mij hier een aantrekkelijke schaduw voorwerpen.’

Zie in iFilosofie 48: Bijdehante Becky, de Socrates van Domdorp

Beeld: Detail cover Becky Breinstein. De gifbeker van Socrates

ISBN: 9789025907150 | Pagina’s: 144 | Publicatiedatum: 17-09-2019 | BECKY BREINSTEIN is van school gestuurd. Dit heeft iets te maken met: • Een lelijke visman met baard, die haar ’s nachts een schok heeft gegeven • Drones en postduiven die geheime boodschappen sturen • De gifbeker van de beroemde filosoof SOCRATES. Becky vindt het prima dat ze niet meer naar school hoeft. Maar ze vindt het verdacht dat haar aartsvijand ISABELLA TOSTI zo blij is. Ze gaat op onderzoek uit, samen met RAYMON DE DEMON (geen hond, maar haar Tasmaanse tijger!).
Becky Breinstein beleeft een spannend avontuur vol humor, vriendschap en vrolijke wijsheid. De gifbeker van Socrates is het eerste deel van een serie waarin Becky haar leven op z’n kop zet met de grootste denkers uit de geschiedenis.

Kunstmatige intelligentie is ‘alsof-intelligentie’

KunstmatigeIntelligentie-BrownMantisPixabay

Waarom computers nooit zullen denken, is de titel van een recensie door Arthur Veenstra, auteur bij iFilosofie, over De zin van denken van filosoof Markus Gabriel. Gabriel beschouwt ons intellect als een soort zintuig dat gedachten waarneemt. Het intellect produceert dus niet actief gedachten, maar neemt passief de objectief bestaande gedachten waar. Gabriel stelt dat ons intellect een soort zintuig is dat gedachten waarneemt: een noöscoop. ‘Computers zouden nooit een dergelijk zintuig kunnen ontwikkelen.’

Het misschien meest steekhoudende argument dat Gabriel inzet tegen denkende computers, vindt Veenstra, is afkomstig van de Amerikaanse filosoof John Searle.

Searle argumenteerde dat computers nooit het karakteristieke kenmerk kunnen hebben van bewustzijn: intentionaliteit. Intentionaliteit is de eigenschap dat bewustzijn altijd bewustzijn van iets is. Bewustzijn heeft dus een relationeel karakter. Ik zie de roos, ik voel hem, ik denk aan de roos. Altijd is er een relatie tussen mijn bewustzijn en iets.’

Volgens Searle projecteren wij intentionaliteit op de computer. De computer zelf gedraagt zich weliswaar alsof hij objecten herkent, maar in werkelijkheid voert de computer blind zijn mechanische/reactieve processen uit.

Hoe ingewikkeld de programma’s ook zijn, uiteindelijk bestaat ieder programma simpelweg uit enen en nullen die de computer blind verwerkt. Sterker nog, de computer weet niet eens dat het enen en nullen aan het verwerken is. Voor de computer zijn er alleen maar impulsen waar het mechanisch/blind op reageert.’

Veenstra heeft het over miljoenen minuscule schakelaars, en miljarden elektronen, die zich een wegbanen door de chips van de computer. Maar als je wilt beargumenteren dat computers kunnen denken, dan moet je ook laten zien hoe het kan dat de blinde processen van een computer gepaard gaat met bewustzijn.

Gabriel maakt middels Searles argument duidelijk dat kunstmatige intelligentie in feite een misnomer is: om misverstanden te voorkomen zou kunstmatige intelligentie beter kunnen worden omgedoopt tot ‘alsof-intelligentie’.’

De recensent stelt dat volgens Gabriel de mens een uniek dier is en blijft; als enige begaafd met een zesde zintuig dat gedachten kan waarnemen. Tot slot stelt hij dat De zin van het denken de lezer uitdaagt en hem of haar de ammunitie geeft om zelf te gaan nadenken over ons mysterieuze en ongrijpbare vermogen om na te denken.

De zin van denken | Markus Gabriel | Vertaald door Mark Wildschut | Boom, Amsterdam | 2019. ‘Dit boek is het laatste deel van een trilogie waar ook Waarom de wereld niet bestaat en Waarom we vrij zijn als we denken deel van uitmaken. Het is zo geschreven dat het zonder kennis van beide eerdere delen begrepen kan worden. Net als die voorgangers behoort het tot een genre dat zich richt tot al diegenen die graag hun gedachten laten gaan over wijsgerige thema’s. En precies om dit proces van het denken moet het hier gaan.’ (Gabriel)

Zie: Waarom computers nooit zullen denken, in iFolosofie nr 46, het filosofietijdschrift van de ISVW, oktober 2019.

Beeld: BrownMantis (Pixabay)

Wie zijn wij, de mens?

Frank-Westerman-wij-de-mens-header

‘Wat ís de waarheid? Liepen wij ooit als aap over deze aarde of zijn wij geschapen naar Gods evenbeeld? Religie en wetenschap hebben, zeker in de zoektocht naar de oorsprong van de mens, met elkaar op gespannen voet gestaan. Dat veel oermenskundigen tevens pater waren, is daarom een opmerkelijk gegeven.’ Filosofe Andrea Reuvers, Universiteit Utrecht, schreef voor iFilosofie een reportage over Wij, de mens van Frank Westermans.

De waarheid omtrent de oorsprong van de mens willen achterhalen: een behoorlijke opgave, gedurfd en gedoemd te mislukken. Frank Westerman waagt een poging door met pen en papier in het leven van de overledenen te duiken en een antwoord te zoeken op de vraag ‘wie zijn wij, de mens?’ (Reuvers)

Volgens Reuvers onderscheidt het boek zich van literaire romans over de oorsprong van de mens door het karakter: het is geen fictie, maar een reportage van onderzoek.

‘[Wij kunnen als mens] niet tegen de werkelijkheid op fantaseren. […] De ruwe grondstof die de realiteit aanreikt vind ik zo barok dat ik geen behoefte voel om er nog een krul aan toe te voegen.’ (Westerman)

Reuvers springt heen en weer mee in de tijd in de meeslepende geschiedenis van de mensheid, ze vliegt mee; hangt aan zijn lippen, op zoek naar de waarheid, zich tegelijk afvragend: ‘Wat ís de waarheid?’

Dat veel oermenskundigen tevens pater waren, is daarom een opmerkelijk gegeven. De opgravingen van onze mensachtige voorouders lijken bewijsstukken-tegen-de-schepping, maar toch zochten (juist) de gelovigen mee naar de tussenvorm tussen aap en mens: de missing link.’ (Reuvers)


‘Allemaal slaan we verwoed met onze staart op het water, maar anders dan de walvis menen wij mensen dat ons spetteren ertoe doet.’ (Uit: Wij, de mens)


Wie een poging waagt te omschrijven, zegt Reuvers, wie ‘wij’ zijn, heeft een ‘zij’ nodig.

Zij’ kan gevonden worden in culturen die wij minder humaan vinden: stammen die dichter bij de natuur staan, of mensen uit culturen die ‘onze’ morele normen en waarden niet delen.’

Reuvers vertelt dat de presocraticus Protagoras ruim 2400 jaar geleden al wist dat wij onszelf als maatstaf nemen., en zegt dat Westerman dan ook concludeert dat de mens ‘de afwijking’ is. En dat hij alleen zichzelf heeft uitgeroepen tot de norm.

‘[Tevens zijn wij er] als enige in geslaagd de planeet, de dampkring, zo zwaar te vervuilen dat we eraan doodgaan. […] [O]nze soort [beschikt] over het destructieve vermogen om het leven op aarde – met één druk op de knop – uit te roeien. Toegegeven, ik vínd mensen bijzonder. […] Welkom in het antropoceen.’ (Westerman)

De filosofe vraagt zich ook af hoe we omgaan met vondsten die niet aansluiten bij het gevormde beeld dat we nu van de mens hebben. Door in de geschiedenis van de mensheid te duiken, duik je in de geschiedenis van jezelf. Hij houdt de lezer, bewust of onbewust, continue een spiegel voor.


Wij, de mens sleept de lezer mee in een ongewone, onverwachte reis naar wie wij mensen zijn.’ (filosoof Hans Achterhuis)


De zoektocht naar ‘wie wij zijn’ heeft aangetoond dat we gedoemd zijn te blijven herzien wat we denken te weten. Kennis is relatieve kennis en elke beschrijving heeft een open einde; het is de start van iets nieuws.’ (Reuvers)

Nadat Reuvers het boek dichtgeslagen heeft vraagt ze zich af, in twijfel achtergelaten, gedwongen een stap naar achteren te zetten als de schilder van zijn doek: ‘wie ben ik?’

Zie: iFilosofie

Beeld: Lees Magazine bolcom

Niet uit je nek denken, zegt de filosofie

Ren._Gude
Volgens filosoof René Gude ‘moet het verstand niet lullen’. ‘En zo’n filosofieboek dat ons leert om niet uit onze nek te lullen, is Meditaties. Daarin vond René Gude het boek van een gelijkgezinde.’ Florian Jacobs zegt dit in iFilosofie van mei 2019 in zijn artikel Ik stuntel dus ik ben – de filosofie van René Gude. Descartes’ Meditaties gaat over de eerste filosofie waarin het bestaan van God en het onderscheid tussen de menselijke ziel en lichaam worden bewezen. Gude schreef het boek René Gude over René Descartes: fascinatie en wijsheid samen in een boek vol humor en liefde voor filosofie.

Als er één filosoof is waaraan René Gude gehecht was, was het wel zijn naamgenoot, René Descartes. Waarom toch die fascinatie? René Descartes is de vader van de moderne filosofie, een van de grondleggers van de wetenschappelijke methode, een vurig onderzoeker naar goed onderwijs, naar echte wijsheid, naar het goede leven. En naar dat alles was René Gude nou ook precies op zoek.’’

René Gude over René Descartes heeft intrigerend klinkende hoofdstukken, zoals: ‘Van mijlpaal tot pispaal en terug’; ‘Ik vind het zo’n ongelooflijk leuke kerel’; ‘Van niet-weter tot verantwoordelijk betweter’’; ‘Durf te twijfelen’, en als toegift: ‘Wijsheid is het tegendeel van besluiteloosheid’.

Jacobs vermoedt dat René Gude hierin het meest aan Descartes had: hij laat zien dat zekere kennis überhaupt mogelijk is, hoe diep je ook in de put van scepsis zit.

En dan heb ik het niet alleen over kentheoretische scepsis, maar ook over existentiële kennis, de momenten dat je je afvraagt of je überhaupt wel ergens zeker van bent. In scepsis kun je niet wonen, in hoop wel. En Descartes geeft hoop.’

Met Meditaties begon volgens Jacobs de afbreuk van dogma uit de wetenschap – Descartes past mooi tussen Galilei en Newton – met Meditaties begon ook het einde van René Gudes scepsis.

Want dat heeft hij moeten leren. Het is met name één citaat dat René Gude pats-boem aan een hoopvolle vooruitgangsgedachte hielp. Het komt uit de Synopsis die Descartes vooraf laat gaan aan zijn Meditaties en is daarmee zo ongeveer de eerste zin van dat boek:

Omdat wij kind waren voor wij volwassen werden, en omdat wij destijds – terwijl wij nog niet het volledige gebruik van onze rede hadden – nu eens goede en dan weer onjuiste oordelen vormden over zaken die zich aan ons gemoed voordeden, verhindert een residu van veel van die oordelen ons om tot de waarheid door te dringen.’ (Descartes)

Een citaat dat René Gude tot tranen toe roerde en dat hem, zo meent Jacobs, aan de filosofie verslingerde. Gude wil, in een metafoor van Descartes, alle appels uit een mand halen om de rotte weg te gooien en de goede terug te stoppen. Die goede appels, en hier herinner ik u aan de wangen van de echte Descartes van Frans Hals, zegt Jacobs, daar lezen we Descartes voor.

Het godsargument van Descartes sluit volgens Jacobs hier heel goed bij aan. Dat godsargument gaat als volgt: omdat we ons iets perfects helder kunnen indenken – bijvoorbeeld: een goede appel – en we zelf niet deelgenoot zijn van die perfectie – we hebben net een hap genomen van een rotte appel – moet er iets perfects buiten ons bestaan.

Ergo: er zijn goede appelen op de wereld. Descartes noemt dat perfecte God, meer laag-bij-de-grondse moderne zielen spreken misschien liever van een ideaal. Zo keek René Gude er ook tegenaan. Die had niet zo veel met God als ideaal, maar wel met idealen die je in welke precaire situatie dan ook optimistisch kunnen stemmen. Dat rotsvaste vertrouwen in vooruitgang, ongeacht de omstandigheden, dat deelde hij met Descartes. Het idee van vooruitgang is voldoende om ons in beweging te krijgen.’

Zie: Ik stuntel dus ik ben – de filosofie van René Gude.

Gerelateerd: God zei: ‘Denk! (Dan besta je!)’


René Gude over René Descartes is dan ook geen overkoepelende inleiding in het leven en het gedachtegoed van de eminente filosoof. Ja, de lezer steekt genoeg op van de filosofie en de nalatenschap van Descartes. Maar nee, dit is geen essentieel overzicht, geen systematische analyse en geen voltooide studie naar de denker Descartes. Misschien kunnen we het het best een uit de kluiten gewassen liefdesverklaring noemen. Aan de filosofie natuurlijk, aan het spel van argumenten waarmee we met z’n allen nog lang niet klaar zijn. Aan René Descartes, hoeder van de wetenschappelijke methode en net zo’n emotionele dweil als de auteur van dit boek. En aan die auteur, René Gude, wiens liefde voor de filosofie ook jaren na zijn dood nog inspireert en sprankelt als zij tijdens zijn leven deed.” (Florian Jacobs, Riga, februari 2019 – Uit: René Gude over René Descartes.)


Volgens ISVW Uitgevers, heeft iedereen wat aan die filosofie van Descartes, filosofie is immers niets anders dan kennis waar je iets mee kunt. – Meditaties is de oorspronkelijke tekst van Meditationes de prima philosophia, dat al in 1641 verscheen bij Soly (Parijs) en in 1642 bij Elzevier in Amsterdam. Sinds 1989 verscheen Meditaties bij uitgeverij Boom. Door ISVW Uitgevers is René Gude over René Descartes uitgegeven, ingeleid en geredigeerd door Florian Jacobs.

Foto (detail): Vera de Kok – René Gude, Denker des Vaderlands in 2013, bij TEDxAmsterdam in 2012

‘Waarom zou ik eigenlijk moeten leven?’

Jan_Baptist_Weenix_-_Portrait_of_René_Descartes

Een opgewekte en verlichte blik op de wereldgeschiedenis. Je moet maar durven. Experimenteel psycholoog Steven Pinker durft, en blikte op die manier ook al in Ons betere ik. Hij vervolgt dit met Verlichting nu. ‘Hij beargumenteert dat de gezondheid van de wereldburger in de loop der eeuwen is verbeterd, dat zijn welvaart is gestegen, dat hij niet alleen een vrediger en veiliger leven leidt, maar ook een leven dat gelukkiger is en emancipatorisch en in algemeen kwalitatieve zin op een hoger plan is beland,’ zegt Jabik Veenbaas in iFilosofie. Volgens De Groene Amsterdammer is Verlichting nu een meeslepende must read: ‘Met rationaliteit en humanisme strijdt Steven Pinker tegen een contraverlichting van populisten en ‘progressofoben’.  

Volgens Pinker zelf lijkt het nu misschien geen uitgelezen moment om een boek te publiceren over de historische tendens van vooruitgang en de oorzaken daarvan, want op het moment van schrijven wordt het land waar hij woont (Boston, Amerika) geleid door mensen met een duistere visie op het heden:

Moeders en kinderen die vastzitten in armoede (…), een onderwijssysteem dat onze jonge en prachtige scholieren en studenten alle kennis onthoudt (…) en de misdaad, en de bendes, en de drugs die té veel levens hebben geëist.’ We zijn in een ‘regelrechte oorlog’ verwikkeld die ‘zich steeds verder uitzaait’. De schuld van die nachtmerrie kan worden gelegd bij een ‘mondiale machtsstructuur’ die ‘de onderliggende geestelijke en morele fundamenten van het christendom heeft uitgehold’. (Uit: Verlichting nu)

Hij heeft het in Verlichting nu niet over Trump, maar zegt wel dat de ideeën die de voedingsbodem voor Trumps verkiezing vormden, breed gedeeld worden door intellectuelen en leken, zowel linkse als rechtse. Als enkele van die ideeën noemt Pinker pessimisme over de koers van de wereld, cynisme over de instituties van de moderniteit en het onvermogen een hoger doel te bedenken anders dan religie. Hier wil hij wat tegenover stellen.

Verlichting nu
I
n zijn boek vertelt Pinker over de boeiendste vraag die hij ooit heeft moeten beantwoorden. Deze werd gesteld na een lezing waarin Pinker de gangbare wetenschappelijke opvatting uitlegde over de menselijke psyche die uit patronen van activiteit in het hersenweefsel bestaat. Een studente in het publiek vroeg toen: ‘Waarom zou ik eigenlijk moeten leven?’
Alleen al door die vraag te stellen vond Pinker dat zij op zoek is naar rédenen voor haar overtuigingen, wat betekent dat ze rede gebruikt om te ontdekken en te rechtvaardigen wat voor haar belangrijk is. ‘En er zijn heel veel redenen om te leven!’ zo vervolgt hij zijn boek. En somt ze daarin ook op.

Ook zegt Pinker een andere kijk op de wereld te presenteren, gebaseerd op feiten en geïnspireerd door de idealen van de Verlichting: rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang. Hij wil aantonen dat Verlichtingsidealen tijdloos zijn, en dat ze nog nooit zo relevant zijn geweest als nu. Veenbaas is kritisch in zijn recensie, en stelt dat de Verlichting waarover Pinker zo jubelt ook een periode was van geestelijke twijfel:

Het door de opgang van de wetenschap geïnspireerde elan vond zijn keerzijde in de twijfel aan alle niet-wetenschappelijke manieren van kennen – niet alleen aan het hyperrationalisme van denkers als Descartes en Spinoza, maar ook aan het geloof der vaderen – en daarmee in de angst voor de geestelijke leegte. (…) De Verlichting was een periode van ontbolstering, maar ook van ontworteling. En juist in onze tijd, waarin het gevoel van ontworteld zijn bij veel mensen groter is dan ooit, als gevolg van toegenomen mobiliteit, mondialisering, secularisatie, dienen we pogingen te ondernemen die ontworteling te begrijpen.’

stevenpinker

Steven Pinker (foto: nationalreview) heeft wel een waakzaam oog voor de beschavingswinst die we hebben geboekt, die inderdaad te vaak als vanzelfsprekend wordt aangenomen, zegt Veenbaas, maar hij gaat te krampachtig om met de schaduwzijden. Volgens Ralph Bodelier, in De Groene Amsterdammer, is Pinker een missionaris, een kruisvaarder ter verdediging van rede, wetenschap en humanisme:

En in een tijd dat het wantrouwen daarin sterk toeneemt, is dat een kwestie van hard werken. ‘Hoop te houden in onze wereld doet zowel een zwaar beroep op onze intelligentie als op onze energie’, schreef de Britse filosoof Bertrand Russell in zijn autobiografie. ‘Bij degenen die wanhopen, is het doorgaans de energie die ontbreekt.’

Bronnen:
* Hij die hoopt… (De Groene Amsterdammer)
* iFilosofie 

Verlichting nu – een pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang | Steven Pinker | ISBN 9789045026497 | 696 pag. | Hardback | Vertaling Ralph van der Aa | oktober 2018 | € 49,99

Beeld: 
René Descartes legde met zijn uitspraak ‘Cogito ergo sum’ het fundament voor de Verlichting. Hij was een uitgesproken rationalist, maar verwierp het geloof niet. (Portret: Jan Baptist Weenix, Nederlands kunstschilder uit de 17e eeuw, gemaakt in 1647/1649. (Centraal Museum Utrecht)

De mens als neurologische computer

darwin.ichtus.visje.sticker‘Vernietig de schepper van de dingen, om zodoende het oneindige universum te begrijpen’. Dat is volgens filosoof Daniel Dennett de betekenis van het symbool van een vis met het woord ‘Darwin’ erin. Een variatie op het bekende visje als christelijk symbool, ICHTHYS, acroniem voor het Griekse equivalent van ‘Jezus Christus Gods Zoon en Redder’. DARWIN zou dan staan voor ‘Delere Auctorem Rerum Ut Universum Noscas’, door Dennett met een knipoog vrij vertaald in ‘Vernietig de schepper van de dingen, om zodoende het oneindige universum te begrijpen’.

Tijdens een lunch in zijn hotel aan de Herengracht in Amsterdam kreeg Arthur Veenstra, auteur bij iFilosofie, de gelegenheid om Dennett nog een keer te vragen waarom wij echt ‘zombies’ zouden zijn, een wezen zonder werkelijk bewustzijn. Eerder schreef Veenstra het artikel We zouden zombies kunnen zijn, een kritische recensie over Van bacterie naar Bach en terug, over de evolutie van de geest. Volgens Veenstra claimt Dennett daarin een ‘kronkelig pad door een oerwoud van filosofie en wetenschap’ te hebben gevonden, dat leidt naar verbeterde antwoorden op de grote vragen over ons bewustzijn.

De provocerende stelling dat wij alleen maar ‘materiële objecten’ zijn, en dat ons bewustzijn dus een fysisch neuraal verschijnsel is, raakt iedereen in de kern. Het is een directe aanval op zowel religieuze als agnostische overtuigingen. Stel dat wij volledig fysisch causaal zijn gedetermineerd. Is dan de betekenis van het leven, vrije wil en moraliteit niet ook een illusie? Een betekenisloos verhaal dat wij onszelf vertellen? Dennett heeft zich de afgelopen vijfentwintig jaar verrijkt met inzichten uit neurowetenschappen, filosofie, biologie en computerwetenschappen, en belooft ons daarmee in dit boek – van ongeveer 500 pagina’s – een nog overtuigender antwoord te geven op de bewustzijnsvraag.’ (Uit: We zouden zombies kunnen zijn)

Dennett heeft zich tot op heden vooral op de hoe-vraag geconcentreerd: hoe werkt ons bewustzijn?; hoe zijn allerlei cognitieve processen geëvolueerd?, maar is zich nu op de wat-vraag aan het richten is: wat is datgene waardoor wij ons bewust zijn van al die cognitieve processen?

De illusie van bewustzijn ontstaat doordat wij tegelijkertijd het model en dat wat het model vertegenwoordigt waarnemen. Als we dat model, de representatie van de wereld, het medium noemen, moeten we niet de fout maken om een ‘geest in het medium’ te bedenken, een geest die naar het model van de wereld zit te kijken.’ (Uit: Lunchen met Dennett)

We zijn toch niet een soort neurologische computer, vraagt Veenstra zich af. Een dergelijke computer bestaat volgens hem alleen uit atomen en elektronen die gedachteloos volgens de wetten van de natuur reageren. Hij vat zijn twijfel samen door te verwijzen naar een argument van David Chalmers: computers en zombies ‘run dark’: ze hebben geen innerlijke bewuste ervaring, terwijl wij dat overduidelijk wel hebben. Volgens Dennett zijn wij vanbinnen echter donker zoals een computer en is er geen reden om magisch denken te omarmen en een ‘geest in het medium’ uit te vinden.

Al met al vindt Veenstra toch, dat als je met extravagante claims komt als: ‘bewustzijn is een illusie’ en ‘jij bent een zombie’, dat soort stellingen om veel overtuigender argumenten vragen. Maar net als bij het lezen van Dennetts recente boek is Veenstra nu ook weer enorm onder de indruk van zijn omvangrijke en inspirerende kennis over de werking van ons brein, al heeft hij hem nog steeds niet weten te overtuigen van zijn visie op de aard van het bewustzijn.

Voor alles heeft de lunch mij duidelijk gemaakt dat het succes van Dennetts boeken Bewustzijn Verklaard in de jaren negentig en Van Bacterie naar Bach en terug in 2017 niet uit de lucht komt vallen. Ze zijn ontsprongen aan een bewustzijn dat een tomeloze lust heeft naar kennis over het bewustzijn zelf.’ (Uit: Lunchen met Dennett)

Zie:
We zouden zombies kunnen zijn (iFilosofie.nl)
Lunchen met Dennett (pdf)

Beeld: stickerland.nl