
De mythische Jezus is het denkbeeld dat Jezus geen historisch persoon is maar – net als Osiris, Dumuzi of Mithra – een mythisch figuur. Historicus Jona Lendering, schrijver van het boek Israël verdeeld, schreef hierover op historiek.net onder de titel Jezus, mythen en voorlichting. ‘Toen het christendom eenmaal vorm had gekregen, heeft het inderdaad leentjebuur gespeeld bij andere godsdiensten.’ Maar volgens Lendering is het mythicisme toch een dood spoor.
‘Toen het christendom eenmaal vorm had gekregen, heeft het inderdaad leentjebuur gespeeld bij andere godsdiensten. Dat geldt met name voor de beeldentaal. Het plaatje dat ik hierbij plaats is een voorbeeld: de Egyptische godin Isis die haar zoontje Horus de borst geeft. (Het reliëf is te zien in het Allard Piersonmuseum). Dit is het model geweest voor de traditionele christelijke Madonna’s. Deze artistieke ontlening is een feit.’ (JL)
In zijn artikelen legt Lendering uit wat er niet aan klopt en vraagt zich vervolgens af wat er is misgegaan in de oudheidkunde dat negentiende-eeuwse ideeën terugkeren. Hij zegt er wel nadrukkelijk bij dat zijn artikelen niet zozeer gaan over de mythische Jezus, maar dat het eigenlijke onderwerp de toekomst van de oudheidkundige disciplines is.
‘Mythicisten stellen dat geen rationeel mens bronnen gelooft waarin wonderen staan vermeld; de evangeliën zijn laat geschreven, want de handschriften van het Nieuwe Testament zijn laat; elkaar tegensprekende bronnen zijn onbetrouwbaar; Jezus wordt vooral in christelijke bronnen genoemd; de vroegste christelijke literatuur beschrijft Jezus’ leven niet; Jezus’ daden lijken op die van heidense godheden.’ (JL)
Lendering stelt aan de hand van de historisch-kritische methode – in tien artikelen – dat er sprake is van feitelijk onjuiste beweringen, onvolledige kennis van de oude wereld en tekortschietend begrip van wat oudheidkunde eigenlijk is. Als een van de voorbeelden verwijst hij naar Paulus.
(Illustr: historiek.net).
‘Paulus schrijft heel weinig over het leven van Jezus,’ observeren mythicisten, om te concluderen dat in Paulus’ tijd Jezus nog niet werd herkend als historisch figuur en dus een mythologisch personage was. Paulus’ zwijgen is echter normaal in een orale cultuur. Wat hij op papier zet, zijn alleen meningen die niet iedereen kende. Los daarvan waren er vóór pakweg 60 nog volop mensen in leven die Jezus hadden gekend. De evangeliën werden pas geschreven omdat die generatie uitstierf: pas toen was het nodig eens wat over Jezus’ leven aan het papier toe te vertrouwen.’ (JL)
Volgens Lendering weten mythicisten niet alleen onvoldoende over de recente oudheidkunde, maar ook over de Oudheid zelf. De vraag die hem interesseert is niet of ze gelijk of ongelijk hebben, maar waarom hun visie zo afwijkt van de wetenschappelijke. Jezussceptici blijken niet echt vertrouwd met wat oudhistorici precies doen.
‘Een ander mythicistisch argument is dat de manuscripten van het Nieuwe Testament betrekkelijk jong zijn en dus wel vervalsingen zullen zijn uit bijvoorbeeld de late tweede eeuw. Dit verraadt gebrekkige kennis van het filologische handwerk. De handschriften dateren weliswaar niet uit de tijd van de evangelisten zelf, maar dat geldt voor geen enkele antieke historische tekst. Het oudste handschrift van Tacitus’ Historiën dateert uit de elfde eeuw en niemand heeft ooit geopperd dat de auteur een middeleeuwer was of dat Julius Civilis niet heeft bestaan.’ (JL)
Ook is het volgens Lendering niet waar dat Jezus in de Oudheid uitsluitend in christelijke bronnen zou zijn genoemd. Mythicisten redeneren vaak dat als de bronnen elkaar tegenspreken, dit een ongunstig licht werpt op hun betrouwbaarheid. Dat is geen onredelijke observatie, maar er moet bij worden gezegd dat antieke bronnen elkaar voortdurend tegenspreken. Lendering concludeert ten slotte dat het enerzijds niet valt vol te houden dat er geen niet-christelijke bronnen zouden zijn en anderzijds dat er met de gangbare historische methoden voldoende bewijs is voor Jezus’ bestaan.
In zijn verdere artikelen geeft Jona Lendering (foto: deondernemer.nl) aan hoe Jezusmythicisten anders denken dan wetenschappers; dat mythicisten zich baseren op veronderstelde feiten die door wetenschappers niet meer als feit worden erkend en dat mythicisten de antieke context niet goed kennen. Hun kritiek is bovendien selectief.
‘Welke methode je ook gebruikt, je moet haar consistent toepassen. Als je het te weinig vindt dat vier niet-christelijke bronnen Jezus presenteren als historisch personage, moet je ook andere, minder goed geattesteerde historische figuren afdoen als mythologisch. Dat doen mythicisten echter niet en dat maakt hun scepsis even selectief als ongeloofwaardig. Dat is jammer.’ (JL)
‘Mythicisten, zo hoop ik te hebben aangetoond, denken anders dan oudheidkundigen. Sceptischer. Daar is niets mis mee, mits je consistent bent. Je kunt niet enerzijds sceptisch zeggen dat er onvoldoende bewijs is voor de historiciteit van Jezus en vervolgens anderzijds voor het ontstaan van het christendom een verklaring bieden die niet bestand is tegen diezelfde scepsis. Dat is selectief winkelen.’ (JL)
In zijn artikelen stelt Lendering uiteindelijk dat Jezusmythicistische ideeën zich kunnen verspreiden doordat er online weinig actuele en wel veel verouderde informatie is te vinden, doordat het prestige van de universiteiten aan slijtage onderhavig is en doordat het de geesteswetenschappen aan strategie ontbreekt om het publiek te bereiken.
Zie: Jezus, mythen en voorlichting
Illustr: Muurschildering in Londen van een moderne Jezus (nrc.nl)
Israël verdeeld | Jona Lendering | Athenaeum-Polak & Van Gennep | 2014 | 240 pagina’s | ISBN 9789025303907
Volgens de NRC zijn er veel boeken geschreven over Jezus en zijn tijd, maar toch zijn er weinig die zo helder zijn als het nieuwe boek van Jona Lendering.
Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com

