De duizelingwekkende diepten in de kwantumfysica

De fysica heeft volgens mysticus Erik van Ruysbeek – in een beschouwing over de relatie tussen geest en stof – de stof diepgaand onderzocht en duizelingwekkende diepten ontdekt. Het lijkt dat men bestanddelen heeft gevonden van wat men vroeger ‘geest’ noemde. Van Ruysbeek zegt in zijn boek Mystiek en mysterie dat het er op lijkt ‘dat de fysica langzamerhand de mystiek, of sommige ervaringen van de mystiek op het gebied van de observatie, begint in te halen’.

Het lijkt dat men bestanddelen heeft gevonden van wat men vroeger ‘geest’ noemde.’
(Erik van Ruysbeek (1915-2004)

Wim Davidse, auteur van het boek Er is meer in ons – leren van de mystici, vertelt hierover in Ongrond. Over ‘een werkelijkheid die in wezen geestelijk van aard is’. Hij haalt een prachtig voorbeeld aan uit Helgoland van de natuurkundige Carlo Rovelli. Die beschrijft in het begin van zijn boek mooi hoe die duizelingwekkende diepten ontdekt worden in de kwantumfysica.

In de zomer van 1925 ging de 23-jarige Duitse student Werner Heisenberg naar het eiland Helgoland om daar enkele weken in eenzaamheid door te brengen. Hij was daar vooral om zich helemaal onder te dompelen in het probleem dat hem obsedeerde: de banen van een elektron rond de kern van een atoom. De fysicus Niels Bohr had waargenomen ‘dat elektronen in de atomen rond de kern draaiden in exact bepaalde banen, op exact bepaalde afstanden van de kern, met exact bepaalde energieën’. En dan sprongen ze ook nog eens op magische wijze van de ene baan op de andere.
(Rovelli)


Zie ook boekbespreking Ilse van Leeuwen:
Academie voor Geesteswetenschappen

In de eenzaamheid op Helgoland probeerde Heisenberg iets uit te rekenen wat de onbegrijpelijke regels van Bohr zou kunnen verklaren. Hij sliep weinig en nam slechts korte rustmomenten, die hij doorbracht met het beklimmen van de rotsen op Helgoland. Op 7 juni begonnen zijn berekeningen te kloppen, hij kon hiermee de consistentie van de nieuwe kwantummechanica aantonen.
Heisenberg geeft weer wat er toen bij hem gebeurde: ‘Het eerste ogenblik was ik erg geschrokken. Ik had het gevoel dat ik door de oppervlakte van de atomaire verschijnselen heen naar een diep daaronder liggend fundament van een vreemde interne schoonheid keek.’
(Rovelli)

Davidse zegt dat Heisenberg in dit geval stuitte op een soort onderliggende orde, die zich kenbaar maakte door zijn wiskundige verhoudingen. Dat was voor hem toen een mysterie, zou je kunnen zeggen. Zo’n mysterie is er nog steeds in de fysica, leidt hij af uit de bevindingen met teleportatie. Daarbij is waargenomen dat twee elementaire deeltjes met elkaar ‘verstrengeld’ kunnen zijn. 

Als je dan de toestand van het ene deeltje verandert, verandert het andere deeltje gelijktijdig, ongeacht op welke afstand het zich bevindt. (…) Deze kwantumverstrengeling lijkt het mogelijk te maken informatie over te brengen zonder dat deze kan worden gehackt. Een stap in de richting van een kwantumcomputer.’
(Davidse)

Hoe kan het, zo vervolgt Davidse, dat twee elementaire deeltjes gelijktijdig veranderen, ook al bevinden ze zich op 1000 km (of veel meer) afstand van elkaar? Ook hier lijkt weer sprake van een mysterieuze, onderliggende, of bovenliggende (?) orde.

Computerwetenschapper en filosoof Bernardo Kastrup zegt dat fysische entiteiten geen zelfstandig bestaan hebben. Davidse verwijst naar hem.

Het zijn verschijningsvormen of beelden van een diepere laag van de werkelijkheid, die in wezen geestelijk van aard is.’
(Kastrup)

Kastrup zegt dit op grond van zijn ervaringen met de kwantumfysica als medewerker bij het CERN, het instituut voor onderzoek naar elementaire deeltjes in Geneve.


Erik van Ruysbeek

Een werkelijkheid die in wezen geestelijk van aard is.’ Dat is nu net wat Erik van Ruysbeek bedoelde toen hij schreef dat men in de fysica bestanddelen heeft gevonden van wat men vroeger ‘geest’ noemde.’
(Davidse)

Zie: De fysica haalt de mystiek in (Wim Davidse, Ongrond, 2022)

Mystiek en mysterie | Erik Van Ruysbeek | Ankh-Hermes, Deventer | 1992 | ISBN 9020255967 | 112 pagina’s
Vanuit een grote bescheidenheid beseft de auteur dat het spreken over mystiek en mysterie slechts stamelen blijft. De mens moet kunnen relativeren en zich niet inbeelden dat hij de enige is die openbaringen van de waarheid in zich draagt. Als van Ruysbeek schrijft, beschrijft bij één getuigenis te midden van vele mogelijke visies.
De auteur meent dat binnen de grenzen van het weten dat hem werd gegeven, de mystieke ervaring zeker de ervaring is die het verst in de menselijke werkelijkheid binnendringt en de mens in alle tijden misschien speciaal in ontredderde crisistijden zoals de huidige het grondigst kan helpen om zijn pad op aarde te leren vinden.
Wie de top van de berg bereikt, zal in detail zien hoe alle bestijgingswegen een gelijkwaardigheid hebben en in hetzelfde onzeglijke mysterie uitmonden. De auteur hoopt dat de lezer zelf op zoektocht gaat naar het wezen der dingen.’
(Ankh-Hermes)

Beeld: zingevinggezocht.substack.com
Beeld Erik van Ruysbeek: coverfoto De smaak van honing

UPDATE 22 10 2022: Mystiek en mysterie weer op voorraad bij BoekenSchaap

‘Misschien is echte verlossing zoiets als verlichting’

Cabaretier Freek de Jonge zegt dat zijn vader eens vertelde dat een mens zichzelf kan bevrijden, maar niet verlossen. Het is een van de kernzinnen van Kom verder! in De Jonges nieuwe boek. In die gedachte, zegt hij, ligt de tragiek van de mensheid besloten. De boodschap is dat we het moeten aandurven om voor het sociale te kiezen. Gevoel en intuïtie moeten in balans komen met de ratio. ‘En dat liefst al vanaf groep 1 van de basisschool.’

Geweten
L
iteratuurcriticus en journalist Tjerk de Reus praat met de cabaretier bij De Nieuwe Koers in het artikel We zijn de taal van het geweten kwijtgeraakt. In Kom verder!, Memoires 1, brengt De Jonge kerkgeschiedenis, vaderlandse geschiedenis en de vorming van een gezin bijeen, op een ernstige en vrolijke toon. De Jonge wil ook een bevrijdend, troostend woord spreken, zij het met een ietwat andere lading dan zijn vader of grootvader.

Bevrijding, dat is essentieel,’ zegt De Jonge. ‘Losraken van wat je gevangenhoudt, wat je vastpint op verkeerde verlangens en behoeftes. Je moet helemaal niet vier keer per jaar op vakantie, met het vliegtuig! Van dergelijke heilloze ideeën moet je je bevrijden, steeds weer.’

Je snapt wel, verlossing is een stap vérder dan bevrijding. Het is iets groters, iets wat we niet voor elkaar krijgen. Bevrijding, dat moet iedereen steeds weer opnieuw doen. Omdat je jezelf er steeds in laat luizen. Maar verlossing… Dan is dat menselijke geworstel dus weg, je bent eraan ontheven. Misschien is echte verlossing zoiets als verlichting.’

Verlossing
M
et verlossing ben je voorbij het menselijk lijden, zegt De Jonge, je hebt geen deel meer aan de narigheid van het hier-en-nu.

Maar kijk er ook mee uit, zou ik zeggen. Het kan pure hoogmoed zijn dat je streeft naar perfectie, naar het volmaakte. In die zin is verlossing voor je het weet een verleiding.’

Toch is het, zuiver menselijk gesproken, verstandiger om de ‘onverloste’ situatie te accepteren, de eerlijkste ook.

We hebben die hunkering naar totale verlossing, maar het gaat mis als we dat rationeel invullen en mikken op maakbaarheid.’

Morele orde
O
ver godsdiensten zegt De Jonge dat die altijd ook kwalijke kanten hebben gehad, maar de evolutie die ons brein gevormd heeft, door de millennia heen, voor negentig procent te danken is aan de theologie of de dogmatiek.

Op dat vlak werden steeds de stappen gezet, werd een morele orde geschapen. Een paar honderd jaar later zei men: nu zien we het anders, nu treden we het leven zó tegemoet. In die ontwikkeling zijn we echter van de natuur steeds meer in het brein terechtgekomen. We zijn gaan redeneren en rationaliseren, totdat men zei: als je echt rationeel bent, dan kun je je niet voorstellen dat er leven na de dood is. Of dat er een God is.’

Geesteswetenschappen
M
aar zijn we erop vooruitgegaan, in geestelijke zin, met de secularisatie, met het idee dat God dood is? Freek zegt niet terug te kunnen naar het idee dat er een God is. Als het gaat om een ‘weg terug’, uit de kaalslag van de secularisatie, denkt hij aan iets anders.

De splitsing tussen geesteswetenschappen en de fysica, die moet ongedaan worden gemaakt. Er moet een brug tussen die twee zijn, tussen gevoel en ratio, tussen technische beheersing en moraal. Ethiek moet simpelweg weer een hoofdrol gaan spelen in de cultuur. Dan gaat het niet om een stel regels, maar om de menselijke maat. Ooit hadden we die discussie met de atoombom. Moesten we daarmee doorgaan? Nee! En nu, een bedrijf als McDonald’s, is dat ethisch verantwoord? Ook niet. Dan moeten we het ook niet willen. Moreel besef, gevoed door de geesteswetenschappen, zou een grote stem moeten krijgen in de samenleving.’

Kom verder! Memoires 1 | Freek de Jonge | Atlas Contact | ISBN 9789025452896 | 336 pagina’s | november 2021 | € 22,99 | E-book € 6,49

Zie: We zijn de taal van het geweten kwijtgeraakt (De Nieuwe Koers) of via Blendle.

Gerelateerd: Gesprekken en gedachten over een nieuwe tijd (godenenmensen.com)

Beeld:
pxhere

Hebben wij een ziel? Zo ja, waar dan?

Hebbenwijeenziel (1)

Natuurkunde is alleen maar compleet als het gaat over alles wat in de natuur bestaat, dus naast al het materiële ook het geestelijke. In het boek Hebben wij een ziel? Zo ja, waar dan? haalt auteur Gerrit Teule direct Pierre Teilhard de Chardin aan die al de nadruk legde op de ‘binnenkant’ van de materie, in tegenstelling tot de ‘buitenkant’, waar de klassieke natuurkunde zich mee bezighoudt. Maar ook denkbeelden van andere ‘originele denkers en eigengereide filosofen’ als Carl Jung, Roberto Assagioli en Jean Charon betrekt de auteur erbij om met de nieuwste bevindingen over informatica en fysica een samenvattende hypothese te schrijven over de relatie tussen geest en stof.

Mensen werpen Teule soms tegen dat ze hun ‘bewustzijn toch al hebben, net als hun ziel’ en vinden de natuurkunde en informatica niet nodig om het bestaan van hun ziel te bevestigen. Maar technicus Teule laat het daar niet bij daar hij zich altijd afvraagt ‘hoe iets werkt’. Dat doet hij uitgebreid in dit boek over een ‘eonische psychologie’, waarin zeer oude oosterse gedachten uit de Upanishaden en het taoïsme, en moderne kennis over elektromagnetisme hand in hand gaan.

Mijn voorstel is dus: laten we de vragen over bewustzijn, geest en ziel eens van een heel andere kant bekijken, de kant van de elektromagnetische interactie en de daarmee nauw samenhangende bewustzijnsevolutie.’

Pierre Teilhard de Chardin (1881 – 1955) tegenkomen in dit boek is dan niet zo vreemd. Deze Franse jezuïet en paleontoloog stelde zijn ideeën over bewustzijnsevolutie en bezielde stof centraal, zoals Teule memoreert. Dat geldt ook voor de andere filosofen, van wie hij korte levensbeschrijvingen weergeeft.

Het bijzondere van Hebben wij een ziel? Zo ja, waar dan? is, dat, als je je ervoor openstelt, gaat begrijpen hoe en waarom de auteur fysica en psychologie elkaar de hand laat geven en samen verder laat gaan ‘op het pad van psychofysica en bewustzijnsevolutie, waarin basaal elektromagnetisme een cruciale rol speelt’.

Zo ontstaat er een hypothese over ‘geestdeeltjes’ (menticles), die een deeltje- en een golfkarakter bezitten en die via non-lokale interacties tijdloos informatie aan elkaar kunnen overdragen, ongeacht de afstand.’

De auteur geeft aan dat duidelijk zal worden dat dit fraaie aanknopingspunten geeft, vooral als het gaat om gedachten over hersenwerking, het gemeenschappelijke onbewuste, de relatie tussen lichaam en geest, robots en bewustzijn, synchroniciteit, archetypen en misschien zelfs paranormaal aandoende verschijnselen als telepathie, psychokinese, bijna-doodervaringen en buitenlichamelijke waarnemingen c.q. helderziendheid.


Als de geest sinds de oerknal bezig is, zoals we in de eonische theorie laten zien, en als er in de oerknal alleen maar elementaire deeltjes bestaan (voornamelijk elektronen, lichtdeeltjes en quarks), moet daar dan ergens ook de verbinding liggen tussen geest en deze vroegste materie? Met deze vraag komen we terecht bij de ‘korreligheid’ van onze geest. Bestaat er dan zoiets als ‘elementaire geestdeeltjes’?

We kunnen hier dus op een natuurkundige manier spreken over de geestelijke ‘binnenkant’ van materie, zoals Teilhard het bedoelde. Teilhard had het over de ‘atomiciteit’ van de geest en dat leidt ook vanuit zijn filosofische standpunt tot de gedachte dat de geest bestaat uit deeltjes: geestdeeltjes, die in de loop van de evolutie steeds ‘wijzer’ worden, c.q. informatie verzamelen.’
(Teule in: Bewustzijnsevolutie en Artificial Intelligence)


Teule zegt zich niet bezig te houden met ‘lege onbenulligheden’, zoals de ‘gezichtsbepalende sociale psychologie’ dat doet met zijn (veel te) sterke nadruk op gedragspsychologie en het materialistisch gedachte brein. Psychologie verwordt tot ‘feitjesmachine van losse ditjes en datjes’, zoals prof. dr. J. J. Derksen in de NRC zegt: ‘Breinobsessie leidt tot lege onzinpsychologie’.

Ik houd mij in dit boek niet bezig met ‘lege onbenulligheden’, maar richt me op fundamentele psychologie: wat is geest en hoe beïnvloeden geest en materie elkaar? Hoe evolueerden geest en bewustzijn sinds de oerknal? Wat is onze ziel en is die ziel onvergankelijk? Is onze geest iets individueels of heeft het ook iets gemeenschappelijks? En is dat gemeenschappelijke misschien wel de essentie van het mens zijn?’

Bron: Hebben wij een ziel? Zo ja, waar dan? ‘Een fascinerend en ideaal boek om komende herfst- en zeker ook winteravonden met verwondering en bewondering naar middernacht te brengen, zo veel als de auteur tevoorschijn tovert in bijna 400 bladzijden om duidelijk te maken ‘hoe het werkt’. Er gaat een bijzondere wereld open.’ (PD)

‘Auteur Gerrit Teule (1942) was na een opleiding als werktuigbouwkundige 27 jaar werkzaam in de ICT-branche. Vanaf 1992 werkt hij als onafhankelijk schrijver, in het bijzonder op het gebied van bewustzijnsevolutie en natuurlijk elektromagnetisme in alles wat leeft en groeit.’ (Uitgeverij Aspekt)

Beeld: Anipa Baitakova – cover (detail)

Gerelateerd: ‘Ga heen en komt tot bewustzijn!’

(Wordt z
éker vervolgd in de komende herfst- en wintermaanden…)

Bevrijd van de bezetting door het godsidee

Godsidee

‘Het mysterie van bewustzijn en kosmos wordt bevrijd van de bezetting door het godsidee. Het mysterie komt vrij in de oorspronkelijke, want onherleidbare dimensies van ons bestaan: ruimte, tijd en bewustzijn en in mijzelf en in de medemens als mededrager van dat mysterie. Deze dimensies bevatten, omvatten en constitueren mijn bestaan en zijn het ultieme dat past bij het hedendaagse denken over de werkelijkheid.’

Aan het woord is filosoof Arnold Ziegelaar in het artikel Het wonder van de werkelijkheid. Hij houdt een pleidooi voor een derde weg tussen godsgeloof en natuurwetenschappelijke reductie: een non-theïstische, aardse mystiek, die openstaat voor het wonder van de werkelijkheid.

Je kunt feeling hebben voor het wonder van de natuur zonder in God te geloven. Religieuze gevoeligheid en atheïsme sluiten elkaar niet uit. Voor de atheïst staan meer opties open dan een koud nihilisme. De natuur is grootser dan de natuurwetenschap. Natuurwetenschap verklaart verschijnselen binnen de natuur, maar put haar volheid daarmee niet uit. En bovenal: de natuurwetenschap verklaart niet waarom er überhaupt natuur is.’

Ziegelaar herdefinieert eigenlijk de schijnbare tegenstelling van atheïsme en religiositeit, waarbij religiositeit verlangen en streven naar zingevende innigheid met het ultieme is. Het ultieme is dan het meest diepe of oorspronkelijke niveau van de werkelijkheid. Het hangt van de specifieke inhoud van dit ultieme af of men atheïstisch is of niet. Atheïsme is de stelling dat er geen God als transcendente, persoonlijke schepper van de kosmos, bestaat.

Maar als het ultieme gedefinieerd wordt als (Bewust-)zijn, Leegte, Tao, Natuur of het Idee, dan kan een atheïst religieus zijn. Elke conceptie van het ultieme definieert een eigen soort religiositeit. De crisis van het theïsme is dus niet noodzakelijk een crisis van de religiositeit als zodanig. De levensbeschouwelijke vraag van vandaag is of er een ultieme gedacht en ervaren kan worden dat eigen is aan de levensbeschouwelijke situatie van nu.’

De filosoof heeft het over de crisis van het theïsme. De wegen naar God zijn onbegaanbaar; godsargumenten hebben geen bewijskracht; het godsidee is geen waarborg voor het bestaan van God buiten dat idee; God wordt vervangen door natuurwetenschappelijke verklaringen. En het zinloos lijden in de wereld is in tegenspraak met het bestaan van een liefdevolle, morele God. Hiermee verklaart Ziegelaar de opkomst en groei van het atheïsme.

Blijven echter de grondvragen waarom ‘er iets is en niet eerder niets’ en waarom ‘er iets voor mij aanwezig is en niet eerder niets’. Op het eerste waarom is het antwoord: dit is het bestaansmysterie: waarom er überhaupt een natuur is. Het tweede verwijst naar bewustzijn: dat er iets voor mij aanwezig is.

De fysica verklaart verschijnselen binnen de natuur, maar verklaart niet waarom er überhaupt een natuur is. Dit is het bestaansmysterie. De fysica verklaart ook niet waarom er openheid voor die natuur er is, waarom er iets voor mij aanwezig is. Bewustzijn verzet zich tegen inlijving in het begrippenstelsel van de fysica. Dit is het zijnsmysterie.’

Bewustzijn creëert de natuurlijke werkelijkheid niet, stelt Ziegelaar, maar is dat waaraan zij zich openbaart. Verder lijkt de fysische werkelijkheid noodzakelijk voor bewustzijn, want een bewustzijn dat zich nergens van bewust is, is geen bewustzijn. Ook kunnen we volgens de filosoof niet uitsluiten dat specifiek fysisch bestaan een noodzakelijke voorwaarde voor bewustzijn is, zonder er een voldoende voorwaarde voor te zijn.

Bewustzijn, zo stelt de filosoof, is door sommige denkers opgevat als een argument voor het bestaan van God: het zijnsmysterie wordt dan ingezet voor het theïsme.

Bewustzijn is echter geen bewijs dat God bestaat. Als God bestaat, dan is er bewustzijn, maar niet andersom. Bewustzijn kan immers een oorspronkelijke dimensie zijn die niet afleidbaar is uit iets anders. Bewustzijn is eigen aan God als hij bestaat, maar we kunnen bewustzijn niet uit God verklaren voor zover God nog iets anders is dan bewustzijn. Het zijnsmysterie kan niet met een Godsidee worden doorgrond.’

We weten niet zeker of het bewustzijn inderdaad een noodzakelijke voorwaarde heeft in fysische processen, stelt Ziegelaar ten slotte.

Het bewustzijn als openheid voor ruimte, tijd, medemens en als voorwaarde voor de dood, geeft zijn gronden niet aan ons mee. We zijn een voorwaardelijke openheid die haar voorwaarden niet (volledig) kent. In die openheid kunnen we echter wel contemplatief worden en ons verwonderen, verbijsteren en gelukkig prijzen dat we delen in het mysterie van bestaan en zijn.’

Zie: Het wonder van de werkelijkheid (Bron: Tijdschrift voor geestelijke leven,  4, 2018, Nabije vreemden. Themanummer over gelovigen en ongelovigen in gesprek.) (De Bezieling)

Beeld: thedayofthelord.hatenablog.com

Arnold Ziegelaar studeerde theoretische fysica en wijsbegeerte aan de universiteit van Leiden. Thema’s die de filosoof in het bijzonder interesseren, zijn: natuur, religie, kunst, goed en kwaad, zingeving en bewustzijn. In 2015 kwam zijn boek Aardse mystiek, een inleiding in de filosofie verwondering uit bij ISVW uitgevers. In 2016 verscheen Oorspronkelijk bewustzijn. Zie zijn pagina ‘Publicaties’.

Neuroscience and the Soul: zoeken naar de ziel

neuroscienceandthesoul (2)

Natuurwetenschappers stellen dat elke overtuiging niet door redenen wordt veroorzaakt maar door een bepaalde hersentoestand. ‘Wij zijn ons brein’, zeggen ze. Dat heet fysicalisme. Als het waar is kan het fysicalisme geen gebruik maken van begrippen als intentie, verlangen, besluit, bedoeling, wens en mening om te verklaren waarom wij ons op een bepaalde manier gedragen.

Hersenwetenschapper Dick Swaab betoogt dat het gedrag van mensen helemaal kan worden verklaard op grond van de natuurkundige en chemische reacties die in de hersenen plaatsvinden. Er is geen ziel, er is geen geest, er is geen ‘ik’. De hersenwetenschap (neuroscience) heeft de ziel (soul) overbodig gemaakt. Theoloog dr. G.A. (Gert) van den Brink stelt echter in het RD: ‘Mens is meer dan alleen zijn brein’.

Van den Brink vraagt zich af of iedere mens een ziel heeft die los van het lichaam kan (voort)bestaan, of dat de geest van de mens slechts een bijproduct is van chemische processen.

De klassieke filosofie, de grote wereldgodsdiensten en ook onze intuïtie erkennen dat er naast stof of materie een tweede component is die fundamenteel niet tot materie kan worden herleid, namelijk geest. Ook de meeste hedendaagse theologen huldigen deze opvatting, die wordt aangeduid als dualisme.’

neuroscienceandthesoul (1)

De meeste moderne filosofen en de meerderheid van de natuurwetenschappers stellen daarentegen dat de werkelijkheid uiteindelijk slechts uit één component bestaat, een component die allereerst onderzoeksvoorwerp is van de natuurwetenschappen (fysica). Zelfbewustzijn, intenties en verlangens zijn volgens het fysicalisme bijproducten van natuurlijke processen.

Ongeveer zoals de verf op een doek een schilderij doet ontstaan, zo ontstaat de menselijke geest vanuit neurologische processen. Consequentie van deze visie is uiteraard dat een mens niet kan voortbestaan zonder hersenactiviteit. Er is dus geen leven na de dood. Evenmin kunnen er lichaamsloze personen (God, engelen, geesten) bestaan.’

Het boek Neuroscience and the Soul: The Human Person in Philosophy, Science, and Theology laat volgens Van den Brink zien dat het gesprek beslist nog niet ten einde is.

Willam Hasker en Eric LaRock wijzen erop dat er voor alle waarneming een waarnemer nodig is. Er moet een subject, een individu, een ‘ik’ bestaan. Zo’n ‘ik’ is volgens het fysicalisme echter niet mogelijk. Maar als er geen waarnemer is, is er geen waarneming, en zonder waarneming kan ook de natuurwetenschap niet bestaan.’

Wie beweert dat mentale handelingen (bijvoorbeeld wilsbesluiten) geen veroorzakende kracht hebben, moet volgens Van den Brink de vrije wil ontkennen, ontneemt elk mens zijn verantwoordelijkheid, en schiet uiteindelijk zichzelf in zijn voet.

Als elke overtuiging niet door redenen wordt veroorzaakt maar door een bepaalde hersentoestand, geldt dat ook voor de overtuiging dat het fysicalisme correct is. Dan heeft het dus geen zin redenen voor deze overtuiging aan te dragen, aldus Richard Swinburne.’

Neuroscience and the Soul: The Human Person in Philosophy, Science, and Theology | Thomas M. Crisp, Steven L. Porter & Gregg A. Ten Elshof (eds.) | uitg. Eerdmans | Grand Rapids | 2016 | ISBN 978 0 8028 7450 4 | 284 blz. | $ 38,-

Zie: ‘Mens is meer dan alleen zijn brein’

Beeld: Foto op omslag Neuroscience and the Soul