Over de kunst van in de wereld zijn. – Als je Het boek van de thee, van Kakuzo Okakura*, leest, valt direct op dat er vooral over schoonheid (in de ziel) wordt gesproken. Over levenskunst, de kunst van het denken en de kunst van hoe in het leven te staan. Het gaat over thee – dat oorspronkelijk als medicijn werd toegepast en later pas geleidelijk een drank werd – en de theeceremonie in relatie met esthetiek: zuiverheid en harmonie, respect. Maar ook over wederzijdse liefdadigheid en de romantiek van de sociale orde. In een andere vertaling wordt gesproken over de kunst van thee, in de 15e eeuw in Japan verheven tot een esthetische religie, het ‘theeïsme’.**
Leerstellingen van zen
De kamer waarin thee gedronken wordt, de theekamer – Okakura weidt er een apart hoofdstuk aan – dient een verfijnde schoonheid uit te stralen. Bloemen en schilderijen spelen er een belangrijke rol, maar mogen elkaar niet in weg staan. Alleen als het passend is, esthetisch verantwoord, kan een schilderij samengaan met een kunstzinnig geschikte bloemenpracht of één bloem. Ook een beeldhouwwerk kan passend zijn. De theekamer weerspiegelt veel van de leerstellingen van zen: de maat ervan bijvoorbeeld is vastgesteld op basis van een passage uit de soetra van Vikramadytia, een allegorie waarin echter gezegd wordt dat voor de ware verlichte ruimte niet bestaat. Elders stelt Okakura dat de theekamer
‘bij zen – net als in de boeddhistische theorie van vergankelijkheid en haar eis dat de geest over de materie heerst – alleen als tijdelijk onderdak voor het lichaam heerst’.
Daarom ook werden de theekamers heel broos gebouwd. Behalve theekamers waren er de theescholen. Waarschijnlijk noodzakelijk, want de dichter Li-Chilai had het over
‘de totale verspilling van fijne thee door onbevoegde knoeiers’.
Er waren perioden en scholen: onderverdeeld in die van de gekookte thee, de geslagen thee en de getrokken thee, al naar de geest van de tijd. De verschillende manieren van thee zetten, kenmerken volgens Okakura de verschillende emotionele drijfveren van de Chinese Tang-, Sung- en de Ming-dynastieën.
Theeceremonie
Okakura schrijft over de theemeesters. Zij stelden hoge eisen aan de theekamer. Belangrijk voor hen was dat onder alle omstandigheden de gemoedsrust moest worden bewaard en gesprekken zo gevoerd dienden te worden dat zij de harmonie van de omgeving niet bedierven. Ze hebben bijgedragen aan de kunst, niet alleen door hun interieurdecoraties en architectuur, de fabricage van gebruiksvoorwerpen (keramiek) voor de theeceremonie, schilder- en lakkunst, maar ook beroemde tuinen in Japan zijn door hen vormgegeven. De theemeesters bleken ook meesters te zijn op andere gebieden, zoals het regelen van huishoudelijke zaakjes, het verfijnen en opdienen van gerechten, het dragen van de juiste gewaden, onderwijs in de juiste geest om bloemen te benaderen. Vooral ook hebben zij
‘de nadruk gelegd op onze aangeboren liefde voor het eenvoudige en ons de schoonheid van de nederigheid laten zien’.
Cha-King
Er is zelfs een apostel – en beschermgod van de Chinese theehandelaren – van de thee: Luwuh (8e eeuw). Hij werd volgens Okakura geboren in een tijd dat boeddhisme, taoïsme en confucianisme naar een gemeenschappelijke verbinding zochten. Luwuh ziet in de theeceremonie dezelfde harmonie en orde die over alle dingen regeren. Hij schreef de Cha-King, een uitgebreide verhandeling over thee: over het wezen van de thee, het gereedschap, het sorteren van de bladeren, beschrijvingen over de thee-uitrusting, de manier waarop thee gezet moet worden en de kookfases. Maar ook schrijft hij over de theeplantages en geeft hij een opsomming van beroemde theedrinkers.
Filosofie van het boeddhisme
Over kunst(waardering) is in Het boek van de thee ook een apart hoofdstuk, evenals over bloemen. De thee(kamer), bloemen en kunst, lijken ondergeschikt aan de filosofie van het boeddhisme, de Chinese en Japanse vorm van zenboeddhisme en het taoïsme. Maar niets blijkt minder waar – deze filosofieën blijken nauw verweven met thee, bloemen en kunst. Over dat laatste zegt Okakura dat de kijker de juiste geesteshouding moet ontwikkelen om de boodschap te ontvangen en de kunstenaar moet weten hoe die over te brengen. En dat geldt ook voor andere kunstuitingen, zoals muziek, literatuur en toneel.
‘Taoïsme in vermomming’
Met Het boek van de thee wil Okakura een brug leggen tussen het Oosten en het Westen en doet dat via de thee die in het Westen een symbool werd voor de Aziatische cultuur. Al meer dan een eeuw vormt dit boek een uiterst fijnzinnige introductie tot het Aziatische leven en de filosofie. Volgens hem vertoont het ritueel van het serveren van thee nauwe banden met het taoïsme en zen, een theeceremonie was ‘taoïsme in vermomming’. Okakura hoopt dat de westerling zich gaat verdiepen ‘in het taoïsme, zenboeddhisme, de kunst van het bloemschikken en het waarderen van esthetische zaken’. De theeceremonie schildert hij af als een
‘eredienst voor het Onvolmaakte, een liefdevolle poging het mogelijke tot stand te brengen in het onmogelijk iets dat wij als leven kennen’.
Okakura formuleert het fraai als hij schrijft dat
‘via de vloeibare amber in het ivoren porselein de ingewijde in aanraking zal komen met de zoete terughoudendheid van Confucius, het opwekkende van Lao Tsu en het hemelse aroma van Sakyamuni (Boeddha)’.
Confucianisme
Zo leren we dat Tao het Pad betekent, en ook wel de Weg, het Absolute, de Natuur, de Opperste Rede en de Manier. Naar Lao Tsu (6e eeuw v.Ch., grondlegger van het taoïsme) wordt verwezen, die over Tao sprak als ‘een ding dat alomvattend is, dat was geboren voor hemel en aarde bestonden. (…) Het staat alleen en verandert niet’. Volgens Okakura kan het taoïsme niet begrepen worden zonder enige kennis van het confucianisme en andersom. Maar de belangrijkste verdienste ligt volgens hem op het gebied van de schoonheidsleer, over de ‘kunst van in de wereld zijn’.
‘Het taoïsme aanvaardt de wereld zoals die is en probeert, dit in tegenstelling tot het confucianisme en boeddhisme, schoonheid in onze wereld van smart en zorgen te vinden.’
De kunst van in de wereld zijn
De kunst van in de wereld zijn vind je ook weer terug bij zen, waarover Okakura zegt dat in zen erkend wordt dat het aardse van even groot belang was als het spirituele, en dat Tao de basis levert voor de esthetische idealen, die praktisch worden dankzij zen. Een mooie uitspraak is die over de Leegte:
‘Wie van zichzelf een leegte weet te maken waarin anderen vrij binnen kunnen treden, kan meester over iedere situatie worden. Het geheel weet altijd over het deel te heersen.’
Het boek van de thee geurt fijntjes naar ‘theeïsme’, een esthetische maar ook ethische religie.
Bron:
* Het boek van de thee | Kakuzo Okakura | 1906 | uit het Engels vertaald door Hans Dütting | 2012 | uitgeverij Aspekt | Kakuzo Okakura (1862-1913) was de zoon van een ex-samoerai en wordt aangeduid als een van de boeiendste figuren uit de Japanse intellectuele geschiedenis van het negentiende-eeuwse Japan. Zijn boek is een essay over de culturele waarde van de theeceremonie en over Japanse kunstvormen. Hij probeert filosofisch een brug te slaan tussen het Oosten en het Westen.
** Er bestaat ook een vertaling van Het boek van de thee, met als ondertitel Geschiedenis & ceremonie – theeïsme, de kunst van de thee (2015). Dit is uit het Engels vertaald door Alfred Scheepers & Daniël Mok, van uitgeverij Abraxas Zuider-Æmstel.
Beeld: Japanse thee – Stefanie De Graef (geboren 1980 in Gent, woont en werkt in Drongen) gaat liefst op reis om inspiratie op te doen voor haar illustraties. Haar schetsboek reist overal met haar mee. Ze houdt van de tastbaarheid van materialen en probeert die te verwerken tot een andere realiteit. De verwondering om het leven vormt een belangrijke inspiratiebron waarbij de drang naar schoonheid steeds weer de bovenhand neemt.