‘Christendom mede schuldig aan ontkenning van wie we ten diepste zijn’

Het christendom kan alleen dan relevant zijn wanneer het stopt met het dogmatisch cultiveren van gevoelens van minderwaardigheid. Wanneer het ons stimuleert niet weg te lopen van onszelf, maar voluit te aanvaarden dat wij kostbare en geliefde mensen zijn. – Theoloog Dirk van de Glind schrijft over bevrijdende humaniteit; verrijkende openheid; menselijke verantwoordelijkheid, en pleit voor universele humaniteit.

‘Vele gelovigen zijn opgegroeid met gevoelens van
onvermogen, schuld en schaamte.’
(Dirk van de Glind)

De erfenis die Jezus van Nazareth heeft nagelaten is volgens hem met vertrouwen onze humaniteit exploreren en ons dagelijks oefenen in liefde en menselijkheid die sterker zijn dan het grofste geweld, sterker dan de dood. In de collectie Universele humaniteit in Volzin verkent Van de Glind de verschillende aspecten van de stelling:

Christelijk geloven bevindt zich op een breuklijn tussen wat onherroepelijk voorbij is en wat meer dan ooit nodig is. Wil het relevant zijn voor het menselijk bestaan en wil het bijdragen aan herstel en voortbestaan van onze planeet, dan zal de focus verlegd moeten worden van aanbidding en gehoorzaamheid naar de ontwikkeling van universele humaniteit.’ 

Van de Glind moest in zijn jonge jaren uit zijn hoofd leren dat hij ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad is’. Hij ziet dat nu als een vorm van kindermishandeling.

Het trieste is dat deze in wezen uiterst negatieve en ontwrichtende visie op de mens direct voortvloeit uit het centrale leerstuk van de christelijke dogmatiek: de verlossing van zonde door het offer van Jezus Christus.’


Erich Fromm

De theoloog stelt dat gelovigen opgegroeid zijn met gevoelens van onvermogen, schuld en schaamte; de verlammende angst niet goed genoeg te zijn en het leven eigenlijk niet te verdienen. Zo constateert filosoof en psychoanalyticus Erich Fromm (1900-1980) dat Calvinisten zich in een ongezonde spagaat bevinden:

Ze zijn gerustgesteld zolang ze ervanuit gaan dat ze niet deugen en straf verdienen, maar ze gaan zich zorgen maken over hun zielenheil zodra ze positief over zichzelf beginnen te denken.’

Door al zijn ervaringen – als recalcitrante puber kwam Van de Glind bijvoorbeeld in conflict met de dominee die hem de Heidelberger Catechismus trachtte bij te brengen – kreeg hij een verwrongen gods- en mensbeeld mee. Daarbij werd het hem steeds duidelijker dat hij afscheid zou moeten nemen van het negatieve mensbeeld dat ‘in zijn grondwater was gaan zitten’. Hij schetst in zijn artikel een glashelder, maar wrang beeld over een ‘geflipte benadering van rechtvaardigheid’.

Van de Glind ontwikkelde uiteindelijk een fundamenteel andere kijk op de mens, moest ook zijn geloof fundamenteel veranderen, maar wist aanvankelijk niet hoe hij dat moest doen. En al helemaal niet hoe hij dat zou kunnen zonder het christendom vaarwel te zeggen.

Maar m’n geloof in de innerlijke goedheid van de mens groeide en daarmee ook het vermoeden dat het christendom in haar ontwikkeling een verkeerde weg was ingeslagen.’

De theoloog beweert echter niet dat de mens alléén maar goed is, maar dat onze kérn, ons diepste wezen – oneindig en niet te bevatten – uit pure goedheid en liefde bestaat, aan God zelf raakt. Maar daar kunnen we wel van vervreemden.


Dirk van de Glind

Het is dan ook geen zooitje in de wereld omdat zoveel mensen maar doen wat ze willen. Het is vaak een zooitje omdat maar weinig mensen de moed hebben voluit te doen wat ze werkelijk willen: te leven naar wat ze werkelijk zijn.’

Zie:
*
Van verlammend mensbeeld naar bevrijdende humaniteit (Volzin – UPDATE: 07112022 – inmiddels ook achter betaalmuur)
* Collectie Universele humaniteit
(Volzin – Premium: 3 artikelen achter betaalmuur)


Beeld: Volzin
Beeld Heidelberger Catechismus: deoudewijnboeken.nl
Beeld Erich Fromm: humanistischecanon.nl
Beeld Dirk van de Glind: dirkvandeglind.nl