De religieuze en ecologische betekenis van Dune

Dune werd gepubliceerd in 1965, het jaar waarin wetenschapper James Lovelock pionierde met het idee dat de aarde een zelfregulerend systeem is: de Gaia-hypothese. Volgens Lovelock moeten we de aarde zien als een gepersonifieerd geheel. – Op de Radboud Universiteit voerden filosoof Lisa Doeland en religiewetenschapper Seth Bledsoe een gesprek over de verfilming van Dune: de ecologie en religie van een Sci-fi Desert Society. Ook het Belgische Kerknet bericht erover. Dune was de eerste roman over planetair bewustzijn.

‘Mensen staan ​​voor een dilemma: aan de ene kant willen ze het land terraformeren, maar aan de andere kant willen ze de zandwormen behouden die de waardevolle ‘specie’ creëren.’

James Lovelock
Het dilemma in het citaat hierboven is volgens de filosoof symbolisch voor de botsing tussen ecologische belangen op korte en lange termijn. Doeland las het boek afgelopen zomer, vertelt ze, een zomer die werd geteisterd door bosbranden en overstromingen. Dat is het probleem met apocalyptische literatuur: het gaat niet zozeer om wat er gaat komen, maar om wat er al aan de hand is. 

Volgens Lovelock moeten we de aarde zien als een gepersonifieerd geheel. Het was ook de tijd van de ruimtewedloop tussen de VS en de USSR, wat verklaart hoe het ruimtethema in het verhaal kwam. Foto’s als ‘Earthrise’, genomen tijdens de Apollo 8-missie van 1968, hebben het overzichtseffect gestimuleerd: als we vanuit de ruimte terugkijken op de aarde, zie je geen grenzen of conflicten. Je ziet wel een fragiele levenssfeer. Astronaut Anders verwoordde het als volgt: ‘We gingen op pad om de maan te verkennen en in plaats daarvan ontdekten we de aarde.’
(Lisa Doeland)

Meer dan een sciencefictionfilm
De wereldwijde kaskraker Dune – De Amerikaanse auteur Frank Herbert schreef zijn sciencefictionroman Dune al in 1965, als een soort vooruitblik op de wereld van vandaag – is volgens de redactie van Kerknet meer dan een sciencefictionfilm met bloederige gevechtsscènes: het verhaal barst van de religieuze verwijzingen.

Het verhaal dan. In een notendop: een dorre planeet (Arrakis, bijnaam Dune) beschikt over een bijzondere en daardoor begeerde grondstof die ruimtereizen mogelijk maakt. Het bekomen van die ‘specie’ leidt uiteraard tot een oorlog. Jonkie Paul Atreidis krijgt van zijn vooraanstaande familie de opdracht om de woestijnplaneet te veroveren. Uiteindelijk zal hij uitgroeien tot een soort Messias die het land wil teruggeven aan het onderdrukte volk.’

Messias
Er zitten in de recentste adaptatie van Dune (Part One), volgens Kerknet, heel wat verwijzingen naar religieuze zaken.

Zo is het nomadenvolk Fremen geïnspireerd op bedoeïenen in boerka en de vrouwenorde Bene Gesserit op de jezuïeten. De religieuze beweging van de Fremen (free men of vrijmannen) mengt invloeden uit het zenboeddhisme en de soennitische islam en de aanhangers spreken een taal die doorspekt is met Arabische termen. 
Hoofdpersonage Paul wordt door sommigen vergeleken met Mohammed, de stichter van de islam. Paul neemt het op voor de verdrukten van Arrakis en begint een moedige opstand tegen de keizer. Net zoals Mohammed na zijn verbanning uit Mekka de mensen van toevluchtsoord Medina verenigt om de strijd aan te gaan.’

In het oorspronkelijke boek leent de auteur volgens Kerknet materiaal uit veel religies en culturen om een eigen, fictieve religie te creëren. Daarmee wil hij de bestaande godsdiensten niet in een kwaad daglicht zetten, maar wel waarschuwen voor het gevaar van macht, want ook een superheld of Messias kan die verkeerd inzetten.

En die aanklacht zit ook in de film. Er is een diep menselijk verlangen naar controle, naar betekenis geven aan onze angsten en onzekerheden, hetzij via wetenschap, hetzij via geloof. De heksen van Bene Gesserit proberen uit alle macht controle te krijgen over de toekomst. De Fremen trekken ten strijde in een bloedige jihad onder het mom van verlossing door de Messias. En daarmee willen zowel Herbert als Villeneuve hetzelfde aantonen: religie of wetenschap inzetten als wapen om de ander te overheersen, is nooit een goede zaak. Hoe heilig die oorlog ook mag zijn.’

Zie:
* Dune: The Ecology and Religion of a Sci-fi Desert Society

* Video Radboud Universiteit (YouTube)
* Kaskraker ‘Dune’ speelt leentjebuur bij veel religies

* Dune: Trailer (YouTube) | ‘En als het zover is biedt regisseur Denis Villeneuve de overtreffende trap van die verwachting. Van de eerste trillende zandkorrels en opbollende duinen tot de muziek die uit de diepste krochten van de planeet lijkt te komen: geen bioscoopdoek en geluidssysteem lijkt groot genoeg voor wat in Dune wordt geserveerd.’ (De Volkskrant)
* Dune: een meeslepende sciencefictionfilm die je in de bioscoop moet zien.’ (Esquire)

Beeld: Radboud Universiteit

De roep om een vrije religiositeit

© Mystiek 8

‘Spiritualiteit is ‘in’, zegt Marc De Kesel in Zelfloos, de mystieke afgrond van het moderne zelf, waarin een aantal essays zijn te vinden over mystiek. Weg met religie, leve mystiek, luidt de titel van een van de essays. Of eigenlijk: leve spiritualiteit. De Kesel stelt bij monde van geestelijk begeleider Jean-Pierre de Caussadesj (1675 – 1751), dat ‘de naam mystiek vandaag slecht ligt bij de publieke opinie’. Dus waarom niet spreken over ‘spiritueel’, beter gekend, zachter en met hetzelfde effect’. In het essay schrijft De Kesel over het sociale succes van spiritualiteit.

Sociaal gezien lijkt spiritualiteit te slagen waar traditionele religies doorgaans falen. En waar religie zich inspant om spiritualiteit positief te omhelzen en in haar eigen praktijken te integreren, is het vaak de spiritualiteit die met de winst gaat strijken. Naderhand blijkt ze de achteruitgang van de betreffende religie alleen maar in de hand gewerkt te hebben. Zo levert zenmeditatie in katholieke kloosters vooral meer zen-aanhangers op.’

Voordat De Kesel beschrijft wat spiritualiteit is, vraagt hij zich eerst af wat er met het sociale is gebeurd dat het positief reageert op spiritualiteit, terwijl men religie en het religieuze als negatief is gaan zien.

Wat is er met het sociale aan de hand dat het voor traditionele religies zo moeilijk maakt om daarin hun plaats te vinden, terwijl spiritualiteit zich daarin spontaan thuis lijkt te voelen?’

In het essay werkt De Kesel de term ‘sociaal’ diep uit. Via het Latijnse ‘socius’ en ‘societas’ komt bij  ‘civis’ en ‘civitas’ en uiteindelijk bij Augustinus’ De civitate Dei. En veel later bij Thomas Hobbes’ De Cive.  De Kesel vertelt dat dat Ignatius van Loyola de kleine groep volgelingen van zijn mystieke weg een societas noemde: de sociëteit van Jezus. En vandaag de dag bij ‘maatschappij’, ‘maatschappelijk’ en ‘sociaal’. Spiritualiteit heeft alles met het sociale te maken. ‘Spiritualiteit’ vindt Van Kesel al terug in de eerste eeuwen van het christendom. Hij noemt hierbij mystici als Bernardus van Clerveaux  en Hildegard van Bingen. En ‘spirituele reuzen’ als Ruusbroec, Eckhart, Terese van Avila, Johannes van het Kruis.

Het Latijnse ‘spiritualitas’ verwees nog hoofdzakelijk naar ‘clerici’ of, algemener, naar de bovennatuurlijke orde, de orde tegengesteld aan de natuurlijke, aardse orde waarin leken vertoefden’.

Het woord ‘spiritualiteit’ maakte volgens De Kesel pas echt zijn opgang in Frankrijk, eind zestiende, begin zeventiende eeuw, toen alles wat met het ‘mystieke pad’ of ‘het innerlijk geestelijk leven’ te maken had, ‘spiritualité’ ging heten. Nadat De Kesel vervolgens onder meer stilstaat bij de ‘passies van de ziel’ bij Descartes, gaat hij dieper in op het woord spiritualité, en de vroegmoderne mystieke ervaring. Daarna komt hij uit bij ‘de lokroep van de moderne vrijheid’.

De lokroep van die vrijheid ligt aan de basis van de populariteit die de spiritualiteit ook vandaag geniet. Het is de roep om een vrije religiositeit, een religiositeit die de subjectieve vrijheid van de mens positief waardeert en op de plaats situeert waar voordien de metafysische God troonde. Zodoende verandert die laatste echter ook in een moderne God. Op die manier dat ze de metafysische pretentie van haar zoektocht opgeeft. In de plaats van de ontologische grond van onze vrijheid, wordt God de ultieme referentie in onze pretentie ons van elke grond vrij te weten.’

De Kesel noemt bijvoorbeeld de Franse activiste en filosoof Simone Weil: , niet haar ideeën over of engagement in samenleving en politiek maken haar fundamenteel sociaal, maar haar spiritualiteit:’

Daar treft ze de open ruimte die wordt gedeeld én door haar ‘innerlijke ervaring’ als mystica én door de ervaring van de grond van de moderne socialiteit: vrijheid.’

Bron: Zelfloos – De mystieke afgrond van het moderne ik. Hoofdstuk 3: Weg met religie, leve mystiek.

Beeld: © Mystiek 8 (iks-foto.nl)

Terugkeer God in een postseculiere samenleving

DSCF5709

Filmregisseur Darren Aronofsky (‘Pi’) laat in zijn film Mother! zien ‘waar theologen nog wel eens voor terugschrikken: hij zoekt naar manieren om abstracties en ethische boodschappen in symbolen en metaforen om te zetten, via een plot dat zowel lyrische ervaring als epische bespiegeling faciliteert.’ Theoloog Rinke van Hell verwijst naar Mother! tijdens de Nacht van de Theologie (2018) waarin zij spreekt over ‘de Terugkeer van God – hoe God zich manifesteert langs nieuwe wegen’. 

Van Hell (FilmWijzer!beschrijft Mother! als een filosofische thriller-annex-horrorfilm over een gelauwerd dichter met een writer’s block en zijn jonge vrouw, die in hun rustige leven gestoord worden door ongenode gasten.

Volgens Gawie Keyser van Human’s Brainwash is er ‘zelden zo’n ophef over een nieuwe film. Ongeveer de hele wereld praat [in 2017] over Mother!: Mensen zijn woedend.’ De Volkskrant citeerde destijds de regisseur die aan Harvard film en sociale antropologie studeerde: ‘Pak je Bijbel erbij, dan kun je uitzoeken waar de film begint.’

Mother! was anders. Er zit haat in, de woede om wat er om ons heen gebeurt, op de planeet en om het onvermogen er iets aan te doen. Ik zweette het eruit, schreef het script in vijf dagen. Daarna liet ik het aan Jennifer (Lawrence) zien. Ze was enthousiast. En plots waren we bezig deze film te maken.’  (Aronofsky)

mother!
D
e voordracht van Van Hell begint met een anekdote over deze film Mother! – met Javier Bardem en Jennifer Lawrence in de hoofdrol – en ze laat er ook een scene uit zien.

Al snel na de release ontspon zich onder mijn Facebook-vrienden, oud-collega’s en bijna alle professionals in de filmtheatersector, een stevige discussie. Mother! is een film in de categorie ‘you love it or you hate it’. In dit lijntje zaten opmerkelijk genoeg alleen ‘believers’, zoals een van de deelnemers het uitdrukte.’

De film blijft hen bij, maar ze begrijpen niet goed waarom. Van Hell vraagt zich af waarom juist deze film hen zo erg raakt: de ‘mooi gemaakte maar wel vage film, boordevol raadselachtige metaforen en symboliek’.

Uiteindelijk kreeg de discussie een religieuze spits en kwam de Bijbelse symboliek naar voren. Al snel ging het gesprek over het godsbeeld dat wel of niet in de film naar voren zou komen. Omdat ik in deze groep bekend sta als theoloog kreeg ik uiteraard al snel de vraag wat ik ervan vond. Of ik de symboliek maar even kon duiden, waarmee ze eigenlijk vroegen: kun jij ons helpen om woorden te geven aan onze fascinatie?’

Van Hell vindt dat diepere lagen bij de ‘believers’ geraakt worden, en dat ze daarop blijven kauwen, reflecteren en nadenken. Maar van de religieuze opvoeding op de School met den Bijbel, zoals iemand zijn opvoeding omschrijft, is weinig blijven hangen. De theoloog vermoedt dat de lessen op die school de diepere lagen nooit bereikten.

grensgangers
Z
e sluit aan bij het thema: de terugkeer van God en nieuwe manifestaties waarin God weer opnieuw te herkennen is: God mag weer, hij is teruggekeerd als factor in de maatschappelijke discussie.
Maar hoe hier tegelijkertijd collectief handen en voeten aan te geven, vraagt ze zich af. Gezien de daadwerkelijke praktijk van de kerkelijk werkers en leraren in hun alledaagse beroepspraktijk, blijkt er soms weinig van terecht te komen. En dat ondanks de essaybundel Grensgangers (2016) waaraan een scala aan theologen’ werkte, ‘professionals uit het werkveld en collega’s van de academie Theologie’ (Christelijke Hogeschool Ede.)

In de praktijk was er juist angst om het specifiek christelijke element in te brengen in een maatschappelijke discussie – of bleek dat de respondenten eigenlijk helemaal niets terugzagen van God in de maatschappij omdat ze zo op zoek waren naar hun eigen beelden van God (en God niet herkenden in de taal van het ‘ietsisme’ en spiritualiteit).’

Om een film als Mother! fatsoenlijk te kunnen duiden, vindt Van Hell het nodig dat je beschikt over een rugtas met voldoende cultureel-religieuze bagage, omdat je dan pas begrijpt wat de film met je doet en waar je mee aan het worstelen bent.

Tegelijkertijd, als je het gesprek erover aan wilt gaan, dan is het ook wel handig als je de juiste taal weet te gebruiken om de verbinding te maken. Expliciet christelijke taal wordt immers niet meer herkend in een postseculiere samenleving. Dat vraagt om wijsheid en creativiteit, maar toch maken de boeken van onder meer [Yvonne] Zonderop en [Alain] Verheij ons duidelijk dat deze ‘zombie-categorieën‘, zoals Ruard Ganzevoort ze noemde, in navolging van de Duitse socioloog Ulrich Beck, toch nog de moeite waard zijn.’

thefuture
V
an Hell verdiept haar verhaal met een uitgebreide voorzet van de Britse Anglicaanse theoloog David Ford in The Future of Christian Theology (2018), over de ‘dramatic mode of theology’ en zijn herlezing van Bonhoeffer.

In dit manifest pleit hij voor nieuwe, wijze en creatieve vormen van theologie die een brug weten te slaan tussen ‘kerk’ en ‘maatschappij’ en die vruchtbaar gemaakt kunnen worden voor de grote problemen van onze tijd: moderne slavernij, klimaatproblematiek, klassenongelijkheid, et cetera.’

Darren_Aronofsky

Als slot van haar voordracht komt Van Hell terug bij Mother! (foto: Darren Aronofsky) die in zekere zin te interpreteren valt als een cultureel voorbeeld waarin de elementen die Ford naar voren brengt, samenkomen. Volgens de theoloog verklaart dat ook de sterke reactie, bijna religieus aandoende ervaringen van de ‘believers’ in de genoemde Facebookdiscussie.

Aronofsky doet waar theologen nog wel eens voor terugschrikken: hij zoekt naar manieren om abstracties en ethische boodschappen in symbolen en metaforen om te zetten, via een plot dat zowel lyrische ervaring als epische bespiegeling faciliteert. Dáár werden mijn oud-collega’s door gegrepen, ook al konden ze er nauwelijks de taal voor vinden of het mechanisme herkennen.
Als theoloog voel ik mij geroepen om deze diepere lagen in uitingen van populaire cultuur te duiden en in rapport te brengen met traditionelere, meer episch geladen taal – niet omdat het een hobby-project is maar omdat het in mijn ogen nieuwe wegen wijst naar wijze en creatieve vormen van theologie – die wij vervolgens met elkaar moeten uitwerken in woorden, en belichamen in actie, elk op onze eigen wijze.’

Rinke van Hell zegt er naar uit te zien om dat met elkaar in de breedte van de theologie te kunnen doen.

Zie: De terugkeer van God – Hoe God zich manifesteert langs nieuwe wegen (Theoblogie)

Foto Darren Aronofsky: Dkandell – Filmmaker Darren Aronofsky speaks during his Master Class at the XVI Guanajuato International Film Festival, where he received the Cruz de Plata de Más Cine (Silver Cross) for his achievements in filmmaking. Guanajuato, Mexico. July 27, 2013.

Foto: PD – De Gertrudiskapel, een 17e-eeuwse schuilkerk, Utrecht

Manuela Kalsky en de wereldziel van Pi

hetlevenvanpi
‘Religie is voor Pi meer dan riten en rituelen alleen. Het is de plaats die je inneemt in het heelal. Pi gelooft in Brahman, de ‘wereldziel’, die zich in verschillende goddelijke manifestaties, zoals Shiva, Krishna, Shakti en Ganesha, aan het menselijk beperkte voorstellingsvermogen openbaart. Maar die wereldziel is net zo goed in mensen, dieren, bomen en een handvol aarde te vinden, want in alles is volgens het Hindoe-geloof een spoor van het goddelijke aanwezig. Je zou het een spirituele kracht in jezelf kunnen noemen, de ziel die ernaar streeft zich uit te drukken: het eindige binnen het oneindige, het oneindige binnen het eindige.’

‘En zo werd Pi praktiserend hindoe, christen én moslim. Veel gelovigen hadden er geen moeite mee dat Pi er verschillende geloofsovertuigingen op nahield. Zij namen er geen aanstoot aan, eerder vonden zij het amusant. Zo niet de geestelijke leiders. Toen zij erachter kwamen dat Pi zich niet met één maar met drie geloven tegelijk verbonden voelde, waren zij op zijn zachtst gezegd not amused:
“Wat doet uw zoon in de tempel?” vroeg de priester aan de vader van Pi.
“Uw zoon is in de kerk gezien, en hij sloeg een kruis,” zei de imam.
“Uw zoon is moslim geworden,” zei de pandit.’ (MK)
 

manuelakalskyAl in 2007 hield bijzonder hoogleraar aan de VU in Amsterdam, prof. dr. Manuela Kalsky, de VolZin-lezing over het boek Het leven van Pi, van Yann Martel (winnaar Man Booker Prize 2002.) Bovenstaande citaten zijn daaruit. En nu staat de verfilming ervan al enige tijd in de bioscoop top-10. Reden genoeg voor NieuwWij om Kalsky’s lezing opnieuw te plaatsen. Het gaat haar niet om de fantastische avonturen die Pi op die boot beleefde, maar om de periode in zijn leven die eraan vooraf ging – toen hij besloot naast hindoe ook christen te worden en een jaar later ook nog moslim. Hoe dat kwam? En of het kon? (Foto: MK)

‘Dit verhaal van Pi is een mooi voorbeeld hoe je met een voor jou vreemde religie kunt omgaan: als een kind nieuwsgierig zijn hoe die religie in elkaar zit, vragen stellen, naar verhalen luisteren en je erover verwonderen wat er allemaal te horen, te zien en te beleven valt. Je laat je meenemen in een voor jou onbekende wereld. Je maakt kennis met hun ‘heilige’ teksten, gaat mee naar hun ‘heilige’ plaatsen – de kerk, de moskee, de tempel. Je leert er steeds meer over, waardoor ook je eigen vertrouwde geloof in een nieuw licht komt te staan.’ (MK)  

In de uitgebreide lezing van Kalsky stond zij stil bij Pi de hindoe; Pi de christen; Pi de moslim; bij de ‘drie geloven op een kussen’; over hoe je met een voor jou vreemde religie kunt omgaan; bij Pi in Azië en Europa; secularisatie en sacralisatie; de verschillende religies als ‘reisgidsen’ en bij religieuze flexibiliteit.

‘Immers – het is deze flexibiliteit die Pi in zijn gevecht om te overleven tijdens die 227 dagen op de Grote Oceaan heeft laten winnen. Steeds weer zocht hij naar nieuwe oplossingen en zijn drie geloven hebben hem daarbij spiritueel geholpen.’ (MK)

hetlevenvanpi

Het leven van Pi vertelt het ongelooflijke verhaal van Piscine Patel (Pi), een zestienjarige Indiase jongen wiens vader een dierentuin in India heeft.
Wanneer de familie besluit het land te verlaten, wordt de hele dierentuin ingescheept. Maar het schip vergaat en de enige overlevenden op de reddingssloep zijn Pi, een hyena, een zebra met een gebroken been en een tijger van 200 kilo. 
227 dagen dobbert de sloep over de Grote Oceaan, het decor voor een buitengewoon fantasierijke roman.

‘Dit verhaal doet je in God geloven,’ aldus een personage. Dat gaat misschien wat ver, maar wie Het leven van Pi leest, móet wel geloven in de onverwoestbare kracht van verhalen. (Prometheus)

‘Door alles wat ik had moeten doorstaan was ik triest en somber geworden. Door studie en gestadige, aandachtige godsdienstbeoefening kwam ik geleidelijk weer tot leven. Aan die godsdienstbeoefening, die sommigen vreemd zullen vinden, heb ik altijd vastgehouden.’ (Uit: Het leven van Pi.)

Zie: Geloven voorbij de grenzen’ (NieuwWij)
en:
Recensie van ‘Life of Pi’ (NieuwWij)